Klas 3 les 26 schooljaar 2024/2025

Koppel de volgende woorden aan de juiste betekenis: 
1. Schulausflüge
2. Klassenfahrten 
3. Krank melden
4. Ausgeschlossen
5. zurück ziehen
6. Flohmarkt
7. billiger
8. Ernährung 
9. einzupacken 
10. fertig machen 
A) ziek melden
B) inpakken
C) klaar maken
D) terugtrekken
E) buitengesloten
F) uitstapjes met school
G) klassenuitje
H) vlooienmarkt (rommelmarkt)
I) voeding 
j) goedkoper
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 28 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Koppel de volgende woorden aan de juiste betekenis: 
1. Schulausflüge
2. Klassenfahrten 
3. Krank melden
4. Ausgeschlossen
5. zurück ziehen
6. Flohmarkt
7. billiger
8. Ernährung 
9. einzupacken 
10. fertig machen 
A) ziek melden
B) inpakken
C) klaar maken
D) terugtrekken
E) buitengesloten
F) uitstapjes met school
G) klassenuitje
H) vlooienmarkt (rommelmarkt)
I) voeding 
j) goedkoper

Slide 1 - Tekstslide

Das Programm
-Startaufgabe 

- Examentraining 
- Pause
- Wortschatz 
- Aufgaben machen 
- Online Lesen üben 






Slide 2 - Tekstslide

Leesvaardigheid: "Arme Kinder gibt es auch in Deutschland"


Je krijgt een tekst over een watermeloen. 



Slide 3 - Tekstslide

Examentraining 
Je krijgt een lange tekst over jongeren die in Duitsland onder de armoedegrens leven. 
In Duitsland is (stille) armoede een probleem waar vaak niet of nauwelijks over gesproken wordt. 
In de tekst wordt verteld hoe de armoede effect heeft op het dagelijks leven van deze jongeren. 

Slide 4 - Tekstslide

Examentraining: ABC vraag 
(7,8,9,11)
Aanpak:
1. Bekijk de titel en de afbeelding.
2. Waar gaat de tekst over?
3. Lees de vraag.
4. Lees de tekst.
5. Bekijk de antwoorden
6. Markeer het antwoord in de tekst.
7. Kies het antwoord dat het beste met de tekst overeenkomt.
timer
8:00

Slide 5 - Tekstslide

Absatz 1
1) „Kinder armer Eltern können oft nicht mit auf Schulausflüge oder Klassenfahrten fahren, weil sie dafür
kein Geld haben. Meistens sagen sie das dann aber nicht so offen, sondern melden sich krank oder schieben einen
anderen Grund vor“, sagt Beata Hoffmann vom Kinderschutzbund in Hannover. Dabei gibt es aber oft Hilfen für arme Kinder. Doch danach zu fragen, ist vielen Eltern und den Kindern peinlich.

Slide 6 - Tekstslide

Absatz 2 
(2) „Arme Kinder gehen häufig nicht in Fußball- oder Schwimmvereine, weil das den Eltern zu teuer ist“, erzählt die Kinderschutzexpertin.
Die Jungen und Mädchen fühlen sich dadurch oft vom Spaß der anderen ausgeschlossen. Für Kino oder Eisessen-Gehen fehlt das Geld ebenfalls. Manche Kinder ziehen sich dann ganz von ihren Klassenkameraden zurück.„Dabeihelfen viele Sportvereine Kindern und verlangen weniger Geld oder gar keins.“

Slide 7 - Tekstslide

Absatz 3
(3) „An der Kleidung merkt man nicht immer, ob eine Familie arm ist. Viele Eltern kaufen zum Beispiel Levis Jeans auf dem Flohmarkt. Da sind die Sachen dann viel billiger und sehen trotzdem noch toll und manchmal auch teuer aus.“ 

Slide 8 - Tekstslide

Absatz 5
(5) „Gute Ernährung ist für die Gesundheit sehr wichtig und dafür, dass
man in der Schule immer gut aufpassen kann.
Ein Pausenbrot und dazu ein Apfel oder eine Möhre sind nicht so teuer. Es muss nur jemand daran denken, es fertig zu machen und einzupacken. Und gerade da geht es meistens schief.“

Slide 9 - Tekstslide

Open vraag: 
Kinderen uit arme gezinnen kunnen zich op school vaak moeilijk concentreren.

 Welke twee redenen worden daarvoor in alinea 4 genoemd?  

Beantwoord deze vraag in het Nederlands. 

Slide 10 - Tekstslide

Absatz 4
(4) „Wenn Eltern wenig Geld haben, wirkt sich das auch manchmal auf die Schulnoten der Kinder aus. Manche Schüler können sich im Unterricht nicht so gut konzentrieren.
Denn die Sorgen der Eltern machen auch die Jungen und Mädchen traurigOder sie bekommen nicht genug oder nicht so gutes Essen.
Manchmal fehlt den Eltern auch das Geld für zusätzliche Schulbücher oder für Nachhilfeunterricht.

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Schrijf het juiste Duitse woord voor de lichaamsdelen in de vakjes. 



timer
4:00

Slide 13 - Tekstslide

Aufgaben machen :) 
Macht Aufgabe 2 & 3 auf S. 32-33 

Ihr dürft zusammenarbeiten. 




Het af hebben van deze opdrachten is maakwerk. 

timer
6:00

Slide 14 - Tekstslide

Antwoorden opdracht 2 blz. 32
Antwoorden opdracht 3
blz. 33 

Slide 15 - Tekstslide

Text: Krank, gute Besserung, verletzt, blöd
Öffnet euer Buch auf S. 43
Lest den Text "Krank, gute Besserung, verletzt, blöd"

Macht nach dem Lesen Aufgabe 4 auf S. 43

Tijdens deze opdracht werk je in stilte.

Klaar? Neem de woorden van Lektion 1- 6 op blz. 48-50 door. 



 



timer
8:00

Slide 16 - Tekstslide

Wortschatz & Sätze
Macht Aufgabe 2 & 3 auf S. 41/42
Benutzt dazu S. 50

Ihr dürft zusammenarbeiten. 

Fertig? Nehmt die Wörter von Lektion 1-6 (S. 48-50) durch.


timer
8:00

Slide 17 - Tekstslide

Antwoorden opdracht 2 blz. 41
Antwoorden opdracht 3
blz. 42 

Slide 18 - Tekstslide

Woordzoeker
Zoek de woorden in de woordzoeker. 




Klaar? Vertaal de woorden naar het Nederlands. 

Slide 19 - Tekstslide

Leestips
Bekijk de afbeelding + vertaal titel(s)

Bepaal wat voor tekst het is (artikel, email, folder)

Bedenk wat jij al van het onderwerp weet (brein activeren) 

Bekijk het soort vraag en het aantal punten dat te behalen is.

Bedenk of je één alinea of de hele tekst moet lezen.

Lees over moeilijke woorden heen (tenzij deze in het antwoord staan, zoek alleen dan de woorden op.)


Slide 20 - Tekstslide

Start de computer op. 
Open jouw Magister.
Ga naar Magister berichten.
Klik op de link in de mail die je vandaag van mij hebt ontvangen.
Klik op inloggen --> via schoolaccount --> vul de klassencode in.
Open het bestand met de naam:

Oefenen klas 3 leesvaardigheid toets II & ga hiermee aan de slag.
Oefentoets I nog niet af? Maak deze dan eerst. 


Slide 21 - Tekstslide

Aufgaben machen :) 
Macht Aufgabe 1, 2 & 3 auf 
S. 45-46 

Ihr dürft zusammenarbeiten. 

Het af hebben van deze opdrachten is maakwerk. 

timer
7:00

Slide 22 - Tekstslide

Examenvragen vertalen: 
31. Welche Aussage über die Sportler, die im Sport internat wohnen stimmt mit Absatz 1 überein?

32. Unter welche Bedingung kann man für ein Sportinternat angemeldet werden? 

34. Welche Personen sind mit "sie" gemeint?  


Slide 23 - Tekstslide

Leestekst: "Sportinternat"

Lees de tekst, geef antwoord op de vragen
  EN markeer waar jij de antwoorden hebt gevonden.

Werk tijdens de timer in stilte :)

Na de timer bespreken we 31 t/m 34. 





timer
10:00

Slide 24 - Tekstslide

Vraag 31: 

Slide 25 - Tekstslide

Deel II: Examenvragen vertalen: 
36. Welche Umschreibung passt zu Absatz 5?
= welke omschrijving past bij alinea 5. 

37. Welche Aussage passt zu Absatz 6?
= welke uitspraak past bij alinea 6? 

!! 37. antwoord C = weggevallen schrijf op --> die Schüler können ihre bertreuer (=begeleiders) immer um hilfe bitte. !!

Slide 26 - Tekstslide

Leestekst: "Sportinternat"

Lees alinea 5 & 6 van de tekst, geef antwoord op de vragen
  EN markeer waar jij de antwoorden hebt gevonden.

Werk tijdens de timer in stilte :)

Na de timer bespreken we 36 en 37. 





timer
5:00

Slide 27 - Tekstslide

timer
5:00

Slide 28 - Tekstslide