Je kiest een stuk uit het boek dat jou het meest is opgevallen. Je begint met uit te leggen welk stukje je gaat voorlezen. Je legt dus uit op welk punt je in het verhaal zit (aan het begin of juist aan het eind) en kondigt kort aan wat je zult vertellen. Dan lees je luid en duidelijk - en met gevoel voor de sfeer in het verhaal - het stuk voor. Dat bestaat uit maximaal een halve pagina. Daarna leg je uit wat je zo bijzonder vindt aan het fragment en welke rol dit stuk speelt in de rest van het verhaal. Hiervoor gebruik je beoordelingswoorden zoals mooi, verrassend, spannend, doet me inleven, maakt me blij/verdrietig, etc.