les 5 TZ Comm&Beg H1.2 Communicatie met de zorgvrager

TZ Communicatie en begeleiden

Module 1 Communicatie in de zorg
Communicatie met de zorgvrager
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
VerzorgingMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

TZ Communicatie en begeleiden

Module 1 Communicatie in de zorg
Communicatie met de zorgvrager

Slide 1 - Tekstslide

communicatie 
Goede zorg valt of staat met de vraag of jullie elkaar goed begrijpen.
Het menselijk contact is voor de zorgvrager vaak belangrijker dan de zorghandeling

Slide 2 - Tekstslide

De vier communicatiestijlen
analyser: 
promoter
supporter
controller


Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Binnen de communicatiestijlen is de 'supporter' iemand die altijd belangstelling heeft voor een ander.
A
juist
B
onjuist

Slide 5 - Quizvraag

Casus
Samenwerken met je collega Tom is altijd een feestje. Tom is meestal vrolijk en altijd in voor een grapje. Hij zorgt voor veel sfeer. In zijn enthousiasme kan hij soms overdrijven, ook maakt hij niet alles af waar hij mee begonnen is. Maar als collega neem je dat voor lief: je zou Tom als gangmaker in het team niet willen missen.

Welke communicatiestijl past bij Tom?
analyser - promotor - supporter - controller





Slide 6 - Tekstslide

antwoord


promotor

Slide 7 - Tekstslide

Macht, afhankelijkheid en gelijkwaardigheid

Relatie met zorgvrager ongelijk:
- niet vrijwillig (maar door ziekte) (cliënten worden toegewezen)
- jij bepaalt het leven van zorgvrager (opstaan, eten, bedtijd, ...)
- jij vertelt wat zorgvrager moet doen
- zorgvrager is afhankelijk

Slide 8 - Tekstslide

VRAAG
Geef een voorbeeld van een concrete situatie in de zorgverlening waarbij sprake is van machtsmisbruik.

Slide 9 - Tekstslide

kenmerken ongelijke relatie
  • functionele relatie (aangegaan met bepaald doel);
  • rollen zijn onomkeerbaar;
  • vrijheid tegenover gebondenheid;
  • deskundigheid tegenover ondeskundigheid;
  • geslotenheid tegenover openheid;
  • onafhankelijkheid tegenover afhankelijkheid;
  • macht tegenover onmacht.






Slide 10 - Tekstslide

macht tegenover onmacht
De organisatie waarvan jij deel uitmaakt heeft veel gezag.
Jij hebt bepaalde kennis waarvan de zorgvrager afhankelijk is.
Jij hebt de mogelijkheid een zorgvrager te belonen of te 'straffen'.

Zorgvragers zullen niet alles vertellen uit angst 'gestraft' te worden.

Slide 11 - Tekstslide

aandachtspunten 1/2
Het uitgangspunt van de communicatie is respect voor de zorgvrager.
Je maakt geen verschil tussen de zorgvragers.
Je respecteert de rechten van de zorgvrager.
Je ondersteunt de eigen verantwoordelijkheid van de zorgvrager zo goed mogelijk.
Je stelt de belangen van de zorgvrager centraal.
Je houdt rekening met de achtergrond van de zorgvrager.










Slide 12 - Tekstslide

aandachtspunten 2/2
Je zorgt ervoor dat de zorgvrager zijn eigen regie, zelfredzaamheid en autonomie behoudt.
Je bent je bewust van de afhankelijkheid van de zorgvrager en gaat daar zorgvuldig mee om.
Je respecteert je beroepsgeheim.
Je houdt rekening met de privacy van de zorgvragers.
Je handelt zorgvuldig bij intieme handelingen.










Slide 13 - Tekstslide

beroepscode
  • Informeer de zorgvrager op begrijpelijke wijze over zijn rechten en over alles wat met de zorg te maken heeft.
  • Verleen pas zorg aan de zorgvrager na zijn instemming. 
  • Verzamel alleen die gegevens die voor de zorgverlening noodzakelijk zijn. Ga op verantwoorde wijze om met het dossier van de zorgvrager.
  • Respecteer het recht van de zorgvrager om wel of geen contact te hebben met familie en anderen en de maatschappij.
  • Informeer de zorgvrager op de mogelijkheid een klacht in te dienen. 

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

een vertrouwensrelatie opbouwen
  • goed en duidelijk te communiceren;
  • je afspraken na te komen;
  • je beroepsgeheim te bewaken;
  • je woorden met daden te ondersteunen;
  • eerlijk te zijn over wat je wel en niet weet;
  • grenzen aan te geven;
  • onpartijdig en objectief te beslissen over zaken;
  • eerlijke feedback te geven.







Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Afstand en nabijheid
De zorgvrager is vaak kwetsbaar en deelt veel met jou. Het lijkt zo een diepe, persoonlijke relatie, maar dat is het niet. Jij bent in deze relatie de professional en het is jouw taak om ervoor te zorgen dat in deze relatie jouw grenzen en die van de zorgvrager niet overschreden worden. 

Slide 18 - Tekstslide

professionele afstand
  • Raak de zorgvrager niet onnodig aan. 
  • Blijf de zorgvrager professioneel aanspreken (meneer of mevrouw en u). Wees voorzichtig in wat je zelf deelt met de zorgvrager (niet je eigen zorgen of privémoeilijkheden).
  • Respecteer de ruimte van de zorgvrager (niet zomaar binnenvallen).
  • Geef duidelijk je grenzen aan als de zorgvrager over jouw grenzen heen gaat. 

Slide 19 - Tekstslide

Beïnvloeden van gedrag
Gedrag is het geheel aan acties en reacties die een mens heeft op zijn omgeving. 
Gedrag is vaak onbewust, je denkt er niet over na. Maar een mens is ook in staat bewust bepaald gedrag in te zetten.

Slide 20 - Tekstslide

gedragsverandering
Voorbeschouwing: De zorgvrager denkt nog niet aan gedragsverandering. Hij is zich niet bewust van de voordelen die de verandering hem oplevert en hij ziet de risico's van zijn huidige gedrag niet in.

Overpeinzing en ambivalentie: De zorgvrager denkt na over een gedragsverandering, hij weegt voor- en nadelen van veranderen af.
Voorbereiden en beslissen: De zorgvrager beseft nu de risico's van zijn oude gedrag. Hij wil veranderen en ziet daar voornamelijk de voordelen van in. Hij weet alleen nog niet hoe hij het aan moet pakken.





Slide 21 - Tekstslide

gedragsverandering
Actieve verandering: De zorgvrager weet nu hoe hij zijn gedrag moet veranderen. Hij past zijn nieuwe gedrag steeds meer toe, maar het is nog geen onbewust gedrag, het hoort nog niet echt bij hem.
Gedragsbehoud: het nieuwe gedrag is de zorgvrager helemaal eigen.
Terugval: De zorgvrager valt terug in zijn oude gedrag. Dit kan in elke stap van het proces gebeuren.





Slide 22 - Tekstslide

Motivatie 1/2
Intrinsieke motivatie: De motivatie komt vanuit de persoon zelf. Hij wil zelf graag veranderen of iets doen omdat hij daadwerkelijk gelooft dat dat goed is en het hem helpt.

Extrinsieke motivatie: De motivatie komt van buiten een persoon. Hij doet iets omdat hij een beloning krijgt, of straf als hij iets niet doet.

Slide 23 - Tekstslide

De relatie tussen de zorgverlener en de zorgvrager is per definitie gelijkwaardig.
A
juist
B
onjuist

Slide 24 - Quizvraag

Motivatie 2/2
Motivatie bestaat uit drie delen:

Willen: Je wilt de verandering en begrijpt dat het belangrijk is om te veranderen.
Kunnen: Je moet fysiek en mentaal in staat zijn de verandering door te voeren.
Klaar zijn: De verandering heeft prioriteit, je kunt je concentreren op de verandering.


Slide 25 - Tekstslide

Motiverende gespreksvoering 1
Stel open vragen aan de zorgvrager.
Spreek waardering uit voor hoe de zorgvrager zaken aanpakt, laat merken dat je zijn inspanningen om te veranderen ziet. Laat merken dat je begrip voor hem hebt.
Controleer of je de zorgvrager goed hebt begrepen door in je eigen woorden zijn boodschap te herhalen.
Gebruik ANNA: Altijd Navragen, Niet Aannemen.
Gebruik LSD: Luisteren, Samenvatten en Doorvragen.

Slide 26 - Tekstslide

Motiverende gespreksvoering 2
Neem OMA mee: parkeer je Opvattingen, Meningen en Aannames.
Stimuleer verandertaal, dus uitspraken waaruit blijkt dat de zorgvrager de verandering wil. Moedig dat aan door dat te bevestigen en samen te vatten.
Reageer doelgericht op verandertaal door weer samen te vatten en te bevestigen. Houd het doel van de verandering daarbij voor ogen.
Stimuleer het zelfvertrouwen van de zorgvrager. Benoem successen en geef zo nodig informatie indien de zorgvrager daar om vraagt.

Slide 27 - Tekstslide

Motiverende gespreksvoering 3
Beweeg mee met weerstand, laat merken dat je de weerstand begrijpt en kijk in hoeverre je dat samen met de zorgvrager kunt ombuigen.

Geef geen ongevraagde adviezen.
Breng structuur aan in het gesprek door samen te vatten wat er besproken is of door de zorgvrager terug te halen naar het onderwerp.
Durf stiltes te laten vallen: dat geeft de zorgvrager en jou de mogelijkheid even na te denken.


Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Video

Onderhandelen met de zorgvrager
Onderhandelen kun je op een gelijkwaardige manier doen om zo voor de zorgvrager en voor jou het beste resultaat te behalen. Onderhandelen staat voor veel mensen gelijk aan winnen of verliezen.

Open onderhandelen = onderhandelen op een open en respectvolle manier. Samen kom je op ideeën waar je als individu misschien niet opgekomen zou zijn. Dit verbetert de zorg. 

Slide 30 - Tekstslide

Een onderlinge goede communicatie tussen jou en de zorgvrager is belangrijk om goede zorg te kunnen verlenen.
A
juist
B
onjuist

Slide 31 - Quizvraag

De rollen die de zorgverlener en de zorgvrager in de relatie innemen zijn omkeerbaar.
A
juist
B
onjuist

Slide 32 - Quizvraag

Als verzorgende mag je pas zorg aan de zorgvrager verlenen na zijn instemming.
A
juist
B
onjuist

Slide 33 - Quizvraag

Het is goed om eigen zorgen of privéproblemen te delen met de zorgvrager: zo versterk je de onderlinge vertrouwensrelatie.
A
juist
B
onjuist

Slide 34 - Quizvraag

Door als verzorgende het gedrag van de zorgvrager te beïnvloeden, help je hem zijn doelen te behalen.
A
juist
B
onjuist

Slide 35 - Quizvraag

Het overgrote deel van gedrag gebeurt bewust.
A
juist
B
onjuist

Slide 36 - Quizvraag

Gedrag kun je pas veranderen als je daarvoor gemotiveerd bent.
A
juist
B
onjuist

Slide 37 - Quizvraag

Open onderhandelen richt zich vooral op het resultaat en minder op de relatie met de ander.
A
juist
B
onjuist

Slide 38 - Quizvraag



The end

Slide 39 - Tekstslide