In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Voeding & vertering
Slide 1 - Tekstslide
Planning
Introductie hoofdstuk
Uitleg
Zelfstandig werken
Afsluiting
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Video
Leerdoelen
Je kunt de werking van enzymen beschrijven.
Je kunt beschrijven welke rol bacteriën en schimmels spelen bij voedselbederf.
Je kunt manieren noemen waarop voedsel kan worden geconserveerd.
Slide 4 - Tekstslide
Stofwisseling
Stofwisseling = alle processen in een organisme waarbij stoffen worden omgezet in andere stoffen
Bijvoorbeeld:
Fotosynthese
Verbranding
Assimilatie
Slide 5 - Tekstslide
Enzymen
Als stoffen worden omgezet spreken we van een reactie (vb. verbranding).
Enzymen zijn eiwitten die deze reacties kunnen versnellen.
Enzymen zijn specifiek (sleutel-slot)
Slide 6 - Tekstslide
Enzymen
Enzymen kunnen stoffen:
Opbouwen
Afbreken
Opbouw stoffen
Afbraak stoffen
Slide 7 - Tekstslide
Enzymactiviteit
De snelheid waarmee een enzym een reactie versnelt = de enzymactiviteit.
Enzymactiviteit is afhankelijk van:
- temperatuur
- zuurtegraad
Slide 8 - Tekstslide
Optimumkromme
Slide 9 - Tekstslide
Zuurtegraad
Slide 10 - Tekstslide
Voeding & vertering
Slide 11 - Tekstslide
Planning
Herhaling bs 1
Korte uitleg bs 2
Zelfstandig werken
Afsluiting
Slide 12 - Tekstslide
Leerdoelen
12.1.1 Je kunt beschrijven welke rol bacteriën en schimmels spelen bij voedselbederf.
12.1.2 Je kunt manieren noemen waarop voedsel kan worden geconserveerd.
12.2.1 Je kunt de functies van voedingsstoffen en voedingsvezels in voedingsmiddelen noemen.
12.2.2 Je kunt zes groepen voedingsstoffen met hun functies en kenmerken noemen.
Slide 13 - Tekstslide
Schimmels en bacteriën: schadelijk
Kunnen voedselbederf veroorzaken.
Voedselvergiftiging: ontstaat vaak door het eten van voedsel dat met bacteriën is besmet
Bijv. Salmonella
Slide 14 - Tekstslide
Voedselbederf
Ons voedsel bestaat grotendeels uit dode resten van organismen. Schimmels en bacteriën breken dode resten van organismen af. Enzymen versnellen dit proces.
Bij optimale omstandigheden (warm, vochtig) gaat dit het snelst. Je voedsel bederft dan.
Slide 15 - Tekstslide
Voedsel conserveren
Betekenis conserveren: Verduurzamen, in goede conditie bewaren.
Omstandigheden voor bacteriën en schimmels ongunstig gemaakt.
Manieren om te conserveren:
Invriezen
Pasteuriseren
Steriliseren
Vacuüm verpakken
Drogen
Toevoegen van conserveermiddelen
Slide 16 - Tekstslide
CONSERVEREN
Manier van conserveren
Wat is het?
Wat doet het?
1A Koel bewaren
+/- 4 graden celcius
Enzymen tijdelijk niet werkbaar
1B Invriezen
- 18 graden celcius
Enzymen langer niet werkbaar, nog langer houdbaar.
2 Pasteuriseren
tot 72*c verhitten
Groot deel bacteriën/schimmels dood, maar niet allen.
3 Steriliseren
130*c-140*c verhitten
Enzymen werken niet meer, smaak veranderd. Lang houdbaar.
4 Drogen
Al het water onttrekken
Schimmels/Bacteriën hebben water nodig om te leven.
5A Inblikken
Eerst verhitten dan luchtdicht verpakken.
Schimmels/Bacteriën hebben lucht nodig om te leven.
5B Vacuüm verpakken
Alle lucht uit verpakking zuigen
Schimmels/Bacteriën hebben lucht nodig om te leven.
6A Natuurlijk conserveermiddel
Suiker, Zout en Zuur
Schimmels/Bacteriën kunnen niet goed meer leven.
Suiker: haalt vocht weg uit schimmels/bacteriën.
Zout: haalt vocht uit alles.
Zuurgraad: Enzymen niet werkbaar.
Slide 17 - Tekstslide
Voedingsmiddelen
Voedingsmiddel
alles wat je eet en drinkt
Plantaardige voedingsmiddelen
Afkomstig van planten.
Dierlijke voedingsmiddelen
delen van dieren (vlees, vis) of producten van dieren (eieren, melk, ...
Slide 18 - Tekstslide
Vier groepen voedingsstoffen
Er zijn vier hoofdgroepen voedingsstoffen.
Bouwstoffen
Brandstoffen
Reservestoffen
Beschermende stoffen.
Slide 19 - Tekstslide
Voedingsstoffen & functie
Slide 20 - Tekstslide
Voedingsstoffen
Eiwitten
Koolhydraten
Onverzadigde vetten
Verzadigde vetten
Slide 21 - Tekstslide
waarom heb je vooral onverzadigde vetten nodig
A
voor opbouw van je botten
B
voor opbouw van je tanden
C
voor opbouw van je chromosomen
D
voor opbouw van je celmembranen
Slide 22 - Quizvraag
Alle voedingsstoffen zijn........
A
brandstoffen
B
reservestoffen
C
bouwstoffen
D
beschermende stoffen
Slide 23 - Quizvraag
Welke manier van conserveren: water uit het voedsel halen
A
Pasteuriseren
B
Steriliseren
C
Invriezen
D
Drogen
Slide 24 - Quizvraag
Door welke conserveringsmanier gaan micro-organismen dood?
A
Invriezen
B
Steriliseren
C
Drogen
D
Suiker toevoegen
Slide 25 - Quizvraag
Eiwitten kunnen niet in je lichaam worden opgeslagen. Overtollige eiwitten zijn afvalstoffen:
A
waar
B
niet waar
Slide 26 - Quizvraag
Welk enzym vertoont de grootste enzymactiviteit?
A
x (rood)
B
y (groen
C
z (paars)
D
ze zijn allemaal gelijk
Slide 27 - Quizvraag
Wat zijn geen voedingsstoffen?
A
Koolhydraten
B
Water
C
Mineralen
D
Vezels
Slide 28 - Quizvraag
Wat zijn voedingsstoffen?
A
Alles wat je eet en drinkt
B
Stoffen uit planten die je lichaam niet kan verteren
C
Bruikbare bestanddelen uit voedingsmiddelen
Slide 29 - Quizvraag
Wat is GEEN koolhydraat?
A
Zetmeel
B
Glucose
C
Vezels (cellulose)
D
Kalk
Slide 30 - Quizvraag
Onverzadigde vetten zijn goede vetten
A
Juist
B
Onjuist
Slide 31 - Quizvraag
Welke bewering klopt over de enzymactiviteit en de enzymconcentratie bij temperaturen P, Q en R?
A
Bij alle drie de temperaturen is de enzymconcentratie gelijk.
B
Tussen P en Q neemt de activiteit toe, omdat de concentratie van het enzym toeneemt.
C
Tussen Q en R neemt de activiteit af, omdat de concentratie van het enzym afneemt.
Slide 32 - Quizvraag
Welk enzym vertoont de grootste enzymactiviteit bij 30 graden Celsius?