Je kunt het lijdend voorwerp in een zin die in de bedrijvende vorm staat omzetten in een zin in de lijdende vorm. Het lijdend voorwerp van de bedrijvende zin wordt dan het onderwerp van de lijdende zin.
Voorbeeld:
Pieter blaast de kaars uit. > bedrijvende zin
De kaars wordt uitgeblazen door Pieter. > lijdende zin
In sommige zinnen in de lijdende/passieve vorm wordt duidelijk aangegeven wie de handeling verricht uit het werkwoordelijk gezegde. Het woord door geeft aan wie iets doet.
Dit wordt ook wel de door-bepaling genoemd. Als je een zin gaat ontleden dan benoem je de door-bepaling als bijwoordelijke bepaling (bwb).
De kaars | wordt | uitgeblazen | door Pieter.
(o) (wg) (wg) (bwb)
TIP! Wil je er zeker van zijn dat een zin in de lijdende vorm staat? Als er een door-bepaling in de zin staat, dan is er sprake van een lijdende zin. Dit is ook het geval als er geen door-bepaling in de zin staat, maar je er wel één bij kunt bedenken.
In lijdende zinnen komt altijd een vorm van de hulpwerkwoorden worden of zijn voor + het voltooid deelwoord:
o In de onvoltooide tijd is dit altijd worden / werden + voltooid deelwoord.
De kaars wordt door Pieter uitgeblazen.
o In de voltooide tijd is dit altijd zijn / waren + voltooid deelwoord.
De kaars is door Pieter uitgeblazen. De kaars wordt door Pieter uitgeblazen.
o In de voltooide tijd is dit altijd zijn / waren + voltooid deelwoord.
De kaars is door Pieter uitgeblazen.