Grammatica 1b

3.7 Grammatica
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

3.7 Grammatica

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het einde van de les...
  • kun je het onderwerp benoemen
  • kun je het lijdend voorwerp benoemen

Slide 2 - Tekstslide

Wat is de pv?

Ik ga naar de winkel.
Hoe hebt je de pv gevonden?
A
Ik
B
ga
C
naar
D
de winkel

Slide 3 - Quizvraag

Persoonsvorm
Hoe vind je de persoonsvorm? (PV)
  • De pv is altijd een werkwoord (doe-woord)
  • Je verandert de tijd van de zin

Ik ga naar de winkel.
Tijd veranderen: Ik ging naar de winkel. 
  •  ging = pv

Slide 4 - Tekstslide

Wat is het werkwoordelijk gezegde?(wg)
Ik ben naar de winkel gegaan.
Wat is het wg?
A
ben gegaan
B
ben
C
gegaan
D
Ik

Slide 5 - Quizvraag

Werkwoordelijk gezegde
De persoonsvorm + alle andere werkwoorden in de zin. 

Ik ben naar de winkel gegaan. 
Pv= ben
Wg = ben gegaan



Slide 6 - Tekstslide

Onderwerp (o)
Je kunt het onderwerp vinden door de vraag:
Wie of wat + werkwoordelijk gezegde?
Het antwoord op deze vraag is het onderwerp.


De kinderen hebben een kaars aangestoken.


Welke vraag stel je? En wat is het antwoord?

Slide 7 - Tekstslide

Onderwerp (o)
De kinderen hebben een kaars aangestoken.

Vraag: Wie hebben aangestoken?

Antwoord: De kinderen

Slide 8 - Tekstslide

Pieter en ik zijn blij.
Welke vraag stel je om het onderwerp te vinden?

Slide 9 - Open vraag

Wat is het onderwerp?

Pieter en ik zijn blij.
A
Pieter
B
ik
C
Pieter en ik
D
blij

Slide 10 - Quizvraag

Lijdend voorwerp
Je vindt het lijdend voorwerp door te vragen:
Wie of wat + wg + o
Niet iedere zin heeft een lijdend voorwerp

Ik heb bloemen gekocht voor mijn moeder. 
Pv= heb                         O= Ik
Wg= heb gekocht     Lv: wie of wat heb ik gekocht? bloemen

Slide 11 - Tekstslide

Wat is het lijdend voorwerp?

Klas 1b2 leert het lijdend voorwerp vinden.
A
Klas 1b2
B
leert
C
het lijdend voorwerp
D
vinden

Slide 12 - Quizvraag

Maken


Opdracht 1 t/m 12

Slide 13 - Tekstslide

Lesdoelen behaald?
Ontleed en benoem de zin.
Benoem: pv, wg, o, lv

De pizzabezorger geeft de pizza. 


Slide 14 - Tekstslide