paragraaf 1 Inkomsten in soorten

1.1 Inkomsten in soorten (KGT)
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 2

In deze les zitten 13 slides, met tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

1.1 Inkomsten in soorten (KGT)

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
Ik kan inkomsten indelen in verschillende soorten.
Ik kan de indeling in inkomstensoorten toepassen.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Wat zijn jouw inkomsten?

Slide 4 - Tekstslide

  • Inkomen is alles wat je ontvangt.

  • Er zijn verschillende soorten inkomsten:
    - Inkomsten met tegenprestatie, zoals werk
    - Inkomsten zonder tegenprestatie, zoals zakgeld of een uitkering.
Inkomen

Slide 5 - Tekstslide

Je kan op verschillende manieren inkomen ontvangen.

  1. Inkomsten in geld: briefjes, muntgeld of op een rekening.
  2. Inkomsten in natura: auto, telefoon, ov chipkaart.


Soorten inkomsten

Slide 6 - Tekstslide

Je kan op verschillende manieren inkomen besteden.

  1. Niet-vrij besteedbaar inkomen: kleedgeld, reisgeld en kappergeld.
  2. Vrij besteedbaar inkomen: het inkomen dat overblijft na alle verplichte uitgaven


Kun je je geld vrij uitgeven?

Slide 7 - Tekstslide

VRAGEN?

Slide 8 - Tekstslide

OPDRACHTEN
  • Maken opdracht 4 tot met 10

  • Eerste 10 minuten mag je geen vragen stellen.

  • Eerste 10 minuten in Stilte


  • Alles wat je hier doet, hoef je thuis minder te doen!



timer
10:00

Slide 9 - Tekstslide

Gatentekst
1) _______ is alles dat je ontvangt, bijvoorbeeld door te werken. Er zijn twee soorten inkomen: inkomen in natura en inkomsten in geld. Bij 2) _______  krijg je goederen (spullen) of diensten in plaats van geld, bijvoorbeeld een auto van de zaak of een cadeaubon. 3) _______ betekent dat je geld contant krijgt of op je rekening. 4) _______ krijg je omdat je een taak hebt gedaan, zoals salaris voor je werk of klusjes voor je ouders. 5) _______ is geld dat je ontvangt zonder dat je er een taak voor moet doen, zoals bijvoorbeeld zakgeld of een uitkering. Geld dat je overhoudt nadat je alle belangrijke uitgaven hebt gedaan noem je 6) _______. Geld dat voor een bepaald doel is, zoals kleedgeld noem je 7) _______.
Vul in in de tekst!
  • Inkomen
  • Inkomsten in
     natura
  • Inkomsten met
     tegenprestatie
  • Inkomsten in geld
  • Inkomsten
     zonder
     tegenprestatie
  • Vrij-besteedbaar inkomen
  • Niet-vrij besteedbaar inkomen

Slide 10 - Tekstslide

Gatentekst
INKOMEN is alles dat je ontvangt, bijvoorbeeld door te werken. Er zijn twee soorten inkomen: inkomen in natura en inkomsten in geld. Bij INKOMSTEN IN NATURA krijg je goederen (spullen) of diensten in plaats van geld, bijvoorbeeld een auto van de zaak of een cadeaubon. INKOMSTEN IN GELD betekent dat je geld contant krijgt of op je rekening. INKOMSTEN MET TEGENPRESTATIE krijg je omdat je een taak hebt gedaan, zoals salaris voor je werk of klusjes voor je ouders. INKOMSTEN ZONDER TEGENPRESTATIE is geld dat je ontvangt zonder dat je er een taak voor moet doen, zoals zakgeld of een uitkering. Geld dat je overhoudt nadat je alle belangrijke uitgaven hebt gedaan noem je VRIJ BESTEEDBAAR INKOMEN. Geld dat voor een bepaald doel is, zoals kleedgeld noem je NIET-VRIJ BESTEEBAAR INKOMEN.

Slide 11 - Tekstslide

Bedankt en fijne dag!

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video