In deze les zitten 18 slides, met tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Je doet je telefoon in de telefoontas.
Je hangt je jas op aan de kapstok.
Je gaat rustig zitten op je eigen plek.
Je zorgt dat je geen eten of drinken op tafel hebt.
Je opent pakt je boek en legt hem op je bureau.
Je wacht rustig af tot de docent met de les begint, ondertussen mag je rustig praten met je buurvrouw of buurman.
Welkom...
Slide 1 - Tekstslide
1.1. Inkomsten in soorten (K)
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Video
Wat zijn jouw inkomsten?
Slide 4 - Tekstslide
Inkomen is alles wat je ontvangt.
Er zijn verschillende soorten inkomsten: - Inkomsten met tegenprestatie, zoals werk - Inkomsten zonder tegenprestatie, zoals zakgeld of een uitkering.
Inkomen
Slide 5 - Tekstslide
Je kan op verschillende manieren inkomen ontvangen.
Inkomsten in geld: briefjes, muntgeld of op een rekening.
Inkomsten in natura: auto, telefoon, ov chipkaart.
Soorten inkomsten
Slide 6 - Tekstslide
Je kan op verschillende manieren inkomen besteden.
Niet-vrij besteedbaar inkomen: kleedgeld, reisgeld en kappergeld.
Vrij besteedbaar inkomen: het inkomen dat overblijft na alle verplichte uitgaven
Kun je je geld vrij uitgeven?
Slide 7 - Tekstslide
Welk inkomen is met tegenprestatie? En welke zonder?
Wat is het totale inkomen van deze persoon?
Is dit inkomen in geld of inkomen in natura?
Welk inkomen hoort bij wat?
Slide 8 - Tekstslide
VRAGEN?
Slide 9 - Tekstslide
Huiswerk voor de volgende les:
Maken opgaven 1 t/m 6 van hoofdstuk 1.1 inkomsten in soorten op bladzijde 8 t/m 10.
Huiswerk
Slide 10 - Tekstslide
OPDRACHTEN
Maak de introductievragen (opdracht 1 t/m 5) op pagina 8 en 9 individueel!
Klaar? Ga dan aan de slag met het huiswerk. Dat zijn opgave 5, 7, 8 en 10 op bladzijde 10 en 11.
Alles wat je hier doet, hoef je thuis minder te doen!
timer
15:00
Slide 11 - Tekstslide
Je doet je telefoon in de telefoontas.
Je hangt je jas op aan de kapstok.
Je gaat rustig zitten op je eigen plek.
Je zorgt dat je geen eten of drinken op tafel hebt.
Je opent pakt je boek en legt hem op je bureau.
Je wacht rustig af tot de docent met de les begint, ondertussen mag je rustig praten met je buurvrouw of buurman.
Welkom...
Slide 12 - Tekstslide
Wat gaan we doen vandaag?
- Herhalen
- Opdrachten bespreken
- Zelfstandig aan de slag
Slide 13 - Tekstslide
Gatentekst
1) _______ is alles dat je ontvangt, bijvoorbeeld door te werken. Er zijn twee soorten inkomen: inkomen in natura en inkomsten in geld. Bij 2) _______ krijg je goederen (spullen) of diensten in plaats van geld, bijvoorbeeld een auto van de zaak of een cadeaubon. 3) _______ betekent dat je geld contant krijgt of op je rekening. 4) _______ krijg je omdat je een taak hebt gedaan, zoals salaris voor je werk of klusjes voor je ouders. 5) _______ is geld dat je ontvangt zonder dat je er een taak voor moet doen, zoals bijvoorbeeld zakgeld of een uitkering. Geld dat je overhoudt nadat je alle belangrijke uitgaven hebt gedaan noem je 6) _______. Geld dat voor een bepaald doel is, zoals kleedgeld noem je 7) _______.
Vul in in de tekst!
Inkomen
Inkomsten in natura
Inkomsten met tegenprestatie
Inkomsten in geld
Inkomsten zonder tegenprestatie
Vrij-besteedbaar inkomen
Niet-vrij besteedbaar inkomen
Slide 14 - Tekstslide
Gatentekst
INKOMEN is alles dat je ontvangt, bijvoorbeeld door te werken. Er zijn twee soorten inkomen: inkomen in natura en inkomsten in geld. Bij INKOMSTEN IN NATURA krijg je goederen (spullen) of diensten in plaats van geld, bijvoorbeeld een auto van de zaak of een cadeaubon. INKOMSTEN IN GELD betekent dat je geld contant krijgt of op je rekening. INKOMSTEN METTEGENPRESTATIE krijg je omdat je een taak hebt gedaan, zoals salaris voor je werk of klusjes voor je ouders. INKOMSTEN ZONDER TEGENPRESTATIE is geld dat je ontvangt zonder dat je er een taak voor moet doen, zoals zakgeld of een uitkering. Geld dat je overhoudt nadat je alle belangrijke uitgaven hebt gedaan noem je VRIJ BESTEEDBAARINKOMEN. Geld dat voor een bepaald doel is, zoals kleedgeld noem je NIET-VRIJ BESTEEBAAR INKOMEN.
Slide 15 - Tekstslide
Huiswerk voor de volgende les:
Maken opgaven 7 t/m 13 van hoofdstuk 1.1 inkomsten in soorten op bladzijde 8 t/m 10.
Huiswerk
Slide 16 - Tekstslide
Gatentekst
INKOMEN is alles dat je ontvangt, bijvoorbeeld door te werken. Er zijn twee soorten inkomen: inkomen in natura en inkomsten in geld. Bij INKOMSTEN IN NATURA krijg je goederen (spullen) of diensten in plaats van geld, bijvoorbeeld een auto van de zaak of een cadeaubon. INKOMSTEN IN GELD betekent dat je geld contant krijgt of op je rekening. INKOMSTEN METTEGENPRESTATIE krijg je omdat je een taak hebt gedaan, zoals salaris voor je werk of klusjes voor je ouders. INKOMSTEN ZONDER TEGENPRESTATIE is geld dat je ontvangt zonder dat je er een taak voor moet doen, zoals zakgeld of een uitkering. Geld dat je overhoudt nadat je alle belangrijke uitgaven hebt gedaan noem je VRIJ BESTEEDBAARINKOMEN. Geld dat voor een bepaald doel is, zoals kleedgeld noem je NIET-VRIJ BESTEEBAAR INKOMEN.