Ch 3 - les 2

1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Qu'est-ce qu'on va faire?
  • Parler
  • Lire
  • Grammaire D
  • Mon album de vacances

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gedragsverwachtingen
  • Je komt rustig binnen en legt je spullen op tafel.
  • Je spreekt vriendelijk tegen je klasgenoten en docent.
  • Je bent stil als dat van je gevraagd wordt.
  • Je hebt een actieve houding in de les (je zit rechtop, doet goed mee, stelt vragen wanneer je iets niet begrijpt)
  • Je komt voorbereid naar de les (leer- en maakwerk gedaan , boek/pen/oortjes mee + naar het toilet geweest)


Slide 3 - Tekstslide

Script:
eerste keer waarschuwing
tweede keer aan het eind van de les blijven zitten

Chapitre 3
  • Ik ken woorden die te maken hebben met vakantie.
  • Ik kan vertellen waar ik op vakantie ben geweest, wat ik heb gedaan en wat ik hiervan vond.
  • Ik kan informatie geven over mijn vakantieland en -verblijf.
  • Ik kan de passé composé (met avoir én être) gebruiken.
  • Ik kan het lijdend voorwerp vervangen door een persoonlijk voornaamwoord.
       
 



Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Parler
Réponds aux questions en phrases complètes.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lire
Prends ton livre à la page 100/101.

On commence par un petit quiz.





Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

... est la capitale du Maroc.
A
Casablanca
B
Marrakech
C
Rabat
D
Tanger

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

On parle ... au Maroc.
(langue officielle)
A
arabe
B
français
C
espagnos
D
berbère

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

La monnaie du Maroc, c'est
A
l'euro
B
le dirham
C
le lire
D
le dollar

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Au Maroc, on mange...
(repas typiquement marocain)
A
du couscous
B
des frites
C
du tajine
D
des pâtes

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Les marchés au Maroc s'appellent...
A
les hammans
B
les kiosks
C
les saks-saks
D
les souks

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Lire
Prends ton livre à la page 100/101.

On va lire texte B.





Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Grammaire D
Ik kan de passé composé met avoir gebruiken.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Révision
parler  ->  j'ai parlé                                   ER  ->  É
chanter  ->  j'ai chanté

finir  ->  j'ai fini                                           IR  ->  I
choisir  ->  j'ai choisi

vendre  ->  j'ai vendu                              RE  ->  U
répondre  ->  j'ai répondu

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Révision
avoir        ->   j'ai eu      (ik heb gehad)
être          ->   j'ai été    (ik ben geweest)
faire         ->   j'ai fait    (ik heb gedaan/gemaakt)
prendre  ->  j'ai pris    (ik heb genomen)

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

(être - passé composé)
Marc, tu ... en Italie?
A
es été
B
as été
C
as êtré
D
es êtré

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

manger - passé composé
Qu'est-ce que vous ... ?

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

choisir - passé composé
Mon père ... l'hôtel.

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

attendre - passé composé

Nous ... le bus pendant plus de trois heures!

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

(prendre - passé composé)
Pour aller à Paris, nous ... le train.
A
ont prendré
B
avons pris
C
avons prendré
D
prenons

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

faire - passé composé

Mes copines et moi, nous ... du camping.

Slide 21 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Grammaire D
Ik kan de passé composé met être gebruiken.

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 24 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Grammaire D
Net als in het Nederlands, zijn er ook in het Frans werkwoorden die met het hulpwerkwoord zijn (être) vervoegd worden. Het gaat onder andere om de volgende werkwoorden:
aller (gaan)                                         rentrer (terugkomen)
venir (komen)                                    monter (naar boven gaan)
arriver (aankomen)                         descendre (naar beneden gaan)
entrer (binnenkomen)                   tomber (vallen)
rester (blijven)                                   partir (vertrekken)

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Grammaire D
aller   ->    allé  (gaan - gegaan)
tomber  ->  tombé  (vallen  -  gevallen)

partir  ->  part (vertrekken  - vertrokken)
sortir  ->  sorti   (naar buiten gaan - naar buiten gegaan)

descendre  ->  descend (naar beneden gaan - naar beneden gegaan)

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Grammaire D
Bij werkwoorden die met être worden vervoegd krijgt het voltooid deelwoord soms een extra uitgang:


mnl
vrl
ev
-
+e
mv
+s
+es

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

werkwoorden op -er :  tomber

je suis tombé(e)                                          ik ben gevallen

tu es tombé(e)                                             jij bent gevallen

il/on est tombé                                            hij is gevallen

elle est tombée                                           zij is gevallen

nous sommes tombé(e)s                       wij zijn gevallen                 

vous êtes tombé(e)(s)                              jullie zijn gevallen/ u bent gevallen

ils sont tombés                                            zij zijn gevallen

elles sont tombées                                    zij zijn gevallen

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

oefenen
Ik kan de passé composé met être gebruiken.

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De trein is vertrokken.
A
Le train a parti.
B
Le train est parti.
C
Le train a parté.
D
Le train est partie.

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ma mère ... (tomber)
A
a tombé
B
est tombé
C
est tombée
D
a tombée

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Eva ... (aller) en France.

Slide 33 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies


Mes frères ... (rester) à la maison.

Slide 34 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Mon album/journal de vacances
www.maxitaal.net/vwo
www.maxitaal.net/havo

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

devoirs
leren woorden/zinnen B

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Chapitre 3
  • Ik ken woorden die te maken hebben met vakantie.
  • Ik kan vertellen waar ik op vakantie ben geweest, wat ik heb gedaan en wat ik hiervan vond.
  • Ik kan informatie geven over mijn vakantieland en -verblijf.
  • Ik kan de passé composé (met avoir én être) gebruiken.
  • Ik kan het lijdend voorwerp vervangen door een persoonlijk voornaamwoord.
       
 



Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

vacances
moyens de transport

Slide 39 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies