Signaalwoorden

Nederlands: Signaalwoorden
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo, mavo, havo, vwoLeerjaar 1-4

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Nederlands: Signaalwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Wat is een signaalwoord?
• Verbindingswoorden
•Signaalwoorden geven het verband aan tussen zinsdelen, zinnen en alinea’s

Slide 2 - Tekstslide

Ik ga voel mij niet lekker, omdat wat verkeerds heb gegeten.
A
Reden
B
Opsomming
C
Voorbeeld

Slide 3 - Quizvraag

Mijn is fiets is omgevallen, doordat het zo hard heeft gewaaid.
A
Voorbeeld
B
Reden
C
Opsomming
D
Oorzaak-gevolg

Slide 4 - Quizvraag

Tijd
Voordat, nadat, eerst, daarna, wanneer, vroeger.

Eerst ga ik douchen. Daarna ga ik ontbijten. 

Slide 5 - Tekstslide

Opsomming
En, ook, ten eerste, ten tweede, vervolgens.

Deze winkel verkoopt veel kleding. Ze verkopen broeken, truien en jurken. 

Slide 6 - Tekstslide

Tegenstelling
Maar, echter, toch

Ik wil sporten, maar ik wil niet binnen sporten. 

Slide 7 - Tekstslide

Oorzaak – gevolg
Door, doordat, waardoor, te danken aan

Mijn broek is nat, doordat het geregend heeft. 


Slide 8 - Tekstslide


Voorbeeld/ toelichting
Een voorbeeld ( hier)van, bijvoorbeeld, zoals

Ik vind dieren leuk, bijvoorbeeld honden, katten en papegaaien. 


Slide 9 - Tekstslide

Reden
Want, omdat, daarom

Ik ben moe, want ik heb niet goed geslapen.




Slide 10 - Tekstslide

Overeenkomst, vergelijking
Net zoals, hetzelfde als, lijkt op. 

Mijn haarkleur is bruin, net zoals mijn zusje.

Slide 11 - Tekstslide

Doel-middel
door middel van, daarmee, om te


We hebben spelletjes op tafel gezet. Daarmee kunnen de kinderen spelen. 

Slide 12 - Tekstslide

Voorwaarde
Als, indien, tenzij


Als jij mij helpt opruimen, koop ik iets lekkers voor je. 

Slide 13 - Tekstslide

Samenvattend
Kortom, al met al, samengevat


Ik heb heel veel gedaan op school. Ik heb gelezen, een toets gemaakt, gesport en spelletjes gespeeld. Al met al was het een leuke schooldag. 

Slide 14 - Tekstslide

Conclusie
Dus, concluderend, vandaar dat

Om twaalf uur komen er mensen bij ons thuis, dus begin snel met opruimen.

Slide 15 - Tekstslide

Ik ga naar bed, dus jij kunt televisie kijken.
A
Voorwaarde
B
Conclusie
C
Opsomming

Slide 16 - Quizvraag

We hebben de kleurpotloden op tafel gezet. Daarmee kunnen we tekenen.
A
Voorbeeld
B
Oorzaak,gevolg
C
Doel-middel
D
Tegenstelling

Slide 17 - Quizvraag

Ik heb blauwe ogen, net zoals mijn zusje.
A
Doel-middel
B
Oorzaak-gevolg
C
Tegenstelling
D
Overeenkomst, vergelijking

Slide 18 - Quizvraag