Les 5 Uitleg examen Betoog

Nederlands examenvoorbereiding les 6
Nederlands
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Nederlands examenvoorbereiding les 6
Nederlands

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
  • Veelvoorkomende woorden/zinnen
  • Wat is een betoog?
  • Een betoog schrijven

Slide 2 - Tekstslide

In welke zin zijn de hoofdletters goed geschreven?
A
's avonds werkt Tamara altijd nog tot laat.
B
's Avonds werkt tamara altijd nog tot laat.
C
'S avonds werkt Tamara altijd nog tot laat.
D
's Avonds werkt Tamara altijd nog tot laat.

Slide 3 - Quizvraag

Welke aanhef is juist?
A
Geachte meneer ten Brink,
B
Geachte Erik ten Brink,
C
Geachte heer Ten Brink,
D
Geachte E. ten Brink,

Slide 4 - Quizvraag

Welk meervoud is goed geschreven?
A
Hobby's
B
Hobbies

Slide 5 - Quizvraag

Wat is goed geschreven?
A
bruto-salaris
B
bruto salaris
C
brutosalaris

Slide 6 - Quizvraag

Wat is goed geschreven?
A
Naar mijn mening is dat juist gespeld.
B
Na mijn mening is dat juist gespeld.

Slide 7 - Quizvraag

Wat is de betekenis van 'unaniem' in deze zin?

Wij zijn het er unaniem over eens.
A
doeltreffend
B
eenstemmig
C
buitengewoon

Slide 8 - Quizvraag

Wat is de betekenis van 'specificatie' in deze zin?

U treft de specificatie in de bijlage aan.
A
toelichting met alle onderdelen apart vermeld
B
conclusie
C
beknopt overzicht

Slide 9 - Quizvraag

Betoog schrijven

Slide 10 - Tekstslide

Na deze les:
  • weet je welke regels horen bij een betoog.
  • kan je voor- en tegenargumenten bedenken.
  • kan je tegenargumenten weerleggen.
  • kan je een betoog schrijven.

Slide 11 - Tekstslide

Wat weet je over het 
schrijven van een betoog?

Slide 12 - Tekstslide

Betoog
  • Een betoog is een tekst waarin je jouw mening geeft over een stelling.
  • Het doel is om de lezer te overtuigen van jouw mening.
  • Dit doe je door argumenten te noemen die jouw standpunt onderbouwen.

Slide 13 - Tekstslide

Soorten argumenten
  • Voorargument
  • Tegenargument
  • Weerlegging

Slide 14 - Tekstslide

Voorargument
  • Met een argument onderbouw je je mening/standpunt.
  • Een voorargument is dus een argument voor je standpunt. 

Slide 15 - Tekstslide

Voorbeeld
Standpunt: 'Ik vind dat we meer moeten doen tegen de 
opwarming van de aarde.'

Voorargument?
timer
0:30

Slide 16 - Tekstslide

Tegenargument
Een tegenargument is een argument tegen je standpunt.

Slide 17 - Tekstslide

Voorbeeld
Standpunt: 'Ik vind dat we meer moeten doen tegen de 
opwarming van de aarde.'

Tegenargument?
timer
0:30

Slide 18 - Tekstslide

Wat is een weerlegging?

Slide 19 - Tekstslide

Weerlegging
Een argument dat laat zien dat een tegenargument zwak of onwaar is noemen we een weerlegging.

Slide 20 - Tekstslide

Voorbeeld
Standpunt: 'Ik vind dat we meer moeten doen tegen de 
opwarming van de aarde.'


Tegenargument: Opwarming en afkoeling van de aarde gebeurt al miljoenen jaren en komt niet alleen door de mens.

Weerlegging?
timer
0:30

Slide 21 - Tekstslide

Voorbeeld
Weerlegging: De toename van CO2 zorgt voor een temperatuurstijging op aarde. Dit komt vooral door de verbranding van aardolie, aardgas en steenkool en daar is de mens verantwoordelijk voor. 

Slide 22 - Tekstslide

Opbouw betoog
  • Plaats boven je betoog een pakkende titel
  • inleiding (aandacht van de lezer trekken, introductie onderwerp, stelling + standpunt)
  • middenstuk (voorargumenten, tegenargumenten, weerleggingen)
  • slot (herhaling standpunt met belangrijkste argumenten, conclusie, uitsmijter)
  • Al deze onderdelen zijn losse alinea's!

Slide 23 - Tekstslide

1. Voor het schrijven (schrijfschema)
Structuur
Onderdeel
Alinea
Inleiding
- Aandacht lezer trekken
anekdote, voorbeeld, vraag, etc. 
- Introduceren onderwerp: 
waar gaat je betoog over?
- Stelling + standpunt duidelijk maken: 
je wil dat de lezer jouw kant kiest.
1 of 2







Middenstuk
- Voorargumenten: onderbouwen van je standpunt.
- Tegenargument
- Weerleggen tegenargument
Elk argument in een aparte alinea. Begin met signaalwoorden: 
Ten eerste... Vervolgens... Ook... etc. 
Signaalwoorden "maar" en "echter"

Slot
- Samenvatten: herhalen standpunt + belangrijkste argumenten.
- Conclusie
- Uitsmijter
1 of 2

Slide 24 - Tekstslide

2. Tijdens het schrijven
Denk aan:

 hoofdletters/kleine letters
spelling
interpunctie
alinea's 

Slide 25 - Tekstslide

3. Afronden
Nog eens goed doorlezen

Alle argumenten op de juiste plek?
Goed gebruik gemaakt van signaalwoorden?
Heeft elk argument een eigen alinea?
Spelling/interpunctie?

Slide 26 - Tekstslide

In welk onderdeel zet je je argumenten?
A
Inleiding
B
Middenstuk
C
Slot

Slide 27 - Quizvraag

Een weerlegging is....
A
een zwak argument
B
een argument dat laat zien dat een tegenargument zwak of onwaar is
C
een argument dat laat zien dat een tegenargument sterk is
D
een sterk argument

Slide 28 - Quizvraag

In het slot...
A
herhaal je je standpunt + argument(en)
B
noem je al je argumenten
C
geef je nieuwe informatie

Slide 29 - Quizvraag

Zelfstandig werken
Maak opdracht 4: Een betoog schrijven

Slide 30 - Tekstslide