Regelmatige werkwoorden op -er, -ir, -re
Vervoegen in de passé-composé
1. Kies de juiste vorm van être of avoir
(être: werkwoorden die je in nl met zijn vervoegd
avoir: werkwoorden die je in het nl met hebben vervoegd)
2. Haal -er, -ir of -re van het werkwoord af
-er --> é
-ir --> i
-re --> u