M3 Tussenletter

Welkom! 
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo, mavoLeerjaar 1-3

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Welkom! 

Slide 1 - Tekstslide

Planning
Welkom ( 5 minuten)
Herhaling C 7 § 2 Leestekens (20 minuten)
 Wat leren we vandaag? (15 minuten)
 Maak opd. 1 t/m 6 blz. 200/201 C 7 § 5 Tussenletters in samenstellingen en kijk het na (30 minuten)
Evaluatie les (10 minuten)

Slide 2 - Tekstslide

GELEERD

- je kunt hoofdletters, punten, uitroeptekens en vraagteken gebruiken
- je kunt hoofdletters, dubbele punten en aanhalingstekens in citaten gebruiken
- je kunt komma's gebruiken
LEESTEKENS GOED GEBRUIKEN

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Bekijk het stripje. Maak de zinnen af.
Zet de zin in de indirecte rede.
De andere muis vraagt of ….

Slide 5 - Open vraag

Bekijk het stripje. Maak de zinnen af.
Gebruik een citaat.
… zegt de eerste muis.

Slide 6 - Open vraag

Neem de zin over en zet leestekens waar dat moet.
Hoewel we op tijd vertrokken zijn kwamen we net op tijd op Schiphol aan

Slide 7 - Open vraag

Neem de zin over en zet leestekens waar dat moet.
De straat is afgezet want door de storm is een boom omgewaaid

Slide 8 - Open vraag

Neem de zin over en zet leestekens waar dat moet.
De zanger vertelde vanavond treed ik op in Rotterdam en morgen in Berlijn

Slide 9 - Open vraag

Neem de zin over en zet leestekens waar dat moet.
Zullen we volgend jaar naar Finland op vakantie gaan vroeg mijn vader

Slide 10 - Open vraag

Neem de zin over en zet leestekens waar dat moet.
Jayden zei ik ben in Willemstad geboren maar ik woon al tien jaar in Nederland

Slide 11 - Open vraag

Neem de zin over en zet leestekens waar dat moet.
De douanier vroeg of we nog iets aan te geven hadden

Slide 12 - Open vraag

Lees de volgende zinnen:
a Elmer vroeg: ‘Jonas, lust jij spruitjes?’
b ‘Elmer,’ vroeg Jonas, ‘lust jij spruitjes?’

Leg uit wat het verschil in betekenis is tussen zin a en zin b.

Slide 13 - Open vraag

Weet je nog?
Wat is een samenstelling?

Slide 14 - Open vraag

DOEL


- je kunt tussenletters 
in samenstellingen 
goed spellen
spelling: tussenletters

Slide 15 - Tekstslide

Samenstellingen

Twee of meer bestaande woorden die aan elkaar een nieuw woord vormen.


Bijvoorbeeld:

fiets + tas = fietstas

Slide 16 - Tekstslide

Samenstellingen

Soms moet je tussenletters gebruiken om een goede samenstelling te maken.


fiets + maker = fietsenmaker

beer + sterk = beresterk

dorp + café = dorpscafé

Slide 17 - Tekstslide

Regel tussenletter(s) -en-

Als het eerste woord alleen een meervoud heeft op -en:

bananenschil, paardensport


Slide 18 - Tekstslide

Regel tussenletter(s) -e-

- Als het eerste woord gaat over iets waar er maar één van is: zonnecel, maneschijn

- Als het eerste woord een versterkende betekenis heeft: retegoed, reuzegroot

- Als het eerste woord (ook) een meervoud heeft op -s: gemeenteraad, stageplaats

- Als het woord geen meervoud kent: rijstepap

- Als het eerste woord geen zelfstandig naamwoord is: huilebalk



Slide 19 - Tekstslide

Regel tussenletter(s) -S-

- Als je de -s- hoort en als de -s- in dezelfde soort samenstellingen ook voorkomt:

mijnwerkerslamp   ->    mijnwerkersstaking

stadstuin   ->    stadscentrum



maar geen tussenletter -s-:

voetbaltraining   ->   voetbalsupporter



Slide 20 - Tekstslide

Wat is goed?
A
groentenboer
B
groenteboer

Slide 21 - Quizvraag

Wat is goed?
A
kattenbak
B
kattebak

Slide 22 - Quizvraag

Wat is goed?
A
berenvel
B
berevel

Slide 23 - Quizvraag

Wat is goed?
A
apentrots
B
apetrots

Slide 24 - Quizvraag

Wat is goed?
A
liefdescène
B
liefdesscène

Slide 25 - Quizvraag

Wat is goed?
A
keuzenpakket
B
keuzepakket

Slide 26 - Quizvraag

Wat is goed?
A
zonnenscherm
B
zonnescherm

Slide 27 - Quizvraag

geen tussenletter
Tussenletter 
e
Tussenletters
en
Tussenletter
s
tomaat+sap
groente-soep
champignon+saus
gehakt+bal
rogge+brood
bakker+room
varken+vlees
geit+kaas
kalf+kroket
worst+broodje
koffie+kopje
garnaal+pastei

Slide 28 - Sleepvraag

GELEERD


- je kunt tussenletters 
in samenstellingen 
goed spellen
Spelling: tussenletters
SPELLING: TUSSENLETTERS GOED 
GEBRUIKEN

Slide 29 - Tekstslide

Aan de slag!

Wat? Maak opd. 2 blz. 201  § 5 Tussenletters in samenstellingen 
Waar? In je boek
Hoe? Individueel
Tijd?  5 minuten
Hulp? Steek je vinger op
Klaar?  Pak een ander kleur pen en kijk na (individueel) 
timer
3:00

Slide 30 - Tekstslide

Aan de slag!

Wat? Maak opd. 5 blz. 201 § 5 Tussenletters in samenstellingen 
Waar? In je boek 
Hoe? Individueel 
Tijd?  5 minuten
Hulp? Steek je vinger op
Klaar?  Pak een ander kleur pen en kijk na (individueel) 
timer
2:00

Slide 31 - Tekstslide

Aan de slag!
Wat? Maak opd. 1, 3, 4 en 6 blz. 200/201 § Tussenletters in samenstellingen
Waar? In je schrift
Hoe? Individueel (in tweetallen zachtjes overleggen)
Tijd?  15 minuten
Hulp? Steek je vinger op
Klaar?  Pak een ander kleur pen en vraag om een nakijkblad  (individueel) 
timer
15:00

Slide 32 - Tekstslide

Evaluatie les 
  1. Wat heb je deze les geleerd?
  2. Wat ging deze les goed?

Slide 33 - Tekstslide