M 3 Met of zonder n?

Welkom! 
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo, mavoLeerjaar 1-3

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Welkom! 

Slide 1 - Tekstslide

Planning
Welkom ( 5 minuten)
Herhaling vorige les C 7 § 6 Koppelteken en trema ( 20 minuten)
C 7 § 7 Met of zonder n? (25 minuten)
Maak opd. 1 t/m 5  (25 minuten)
Evaluatie les (5 minuten)

Slide 2 - Tekstslide

Koppelteken of trema
In sommige woorden schrijf je een koppelteken of trema, om te voorkomen dat je een woord verkeerd uitspreekt. 

stageuren - stage-uren of reunie - reünie   

Slide 3 - Tekstslide

Zo gebruik je een koppelteken
Je schrijft een koppelteken tussen twee delen van een samenstelling: 
  1.  Als de samenstelling verkeerd uitgesproken zou worden: radio-omroep, montage-instructie
  2. In aardrijkskundige aanduidingen en afleidingen: Zuid- Afrika, Noord-Brabantse 
  3. Voor of na een hoofdletter: Henk-Jan, X-benen
  4. Na een cijfer,  letter, afkorting of symbool: 3-jarig, ABC-eilanden, $-teken
  5. In de woorden met de voorvoegsels bijna-, collega-, ex-, interim-, leerling-, niet-, non-, oud-; ex-vriend, oud-collega
  6. In samenstellingen van twee gelijke woorden: minister-president

Slide 4 - Tekstslide

Trema (ëïö) kort samengevat
Meervoud van woorden die eindigen op ie
klemtoon op de laatste lettergreep: + ën
klemtoon niet op de laatste lettergreep: "n
vb: calorie  - calorieën
kopie  - kopieën
bacterie  -  bacteriën
porie  -  poriën

Slide 5 - Tekstslide

Trema (ëïö) kort samengevat

In sommige woorden schrijf je een trema. Je voorkomt zo dat je een woord verkeerd uitspreekt.

Het trema maakt duidelijk dat het om twee klinkers gaat,

en niet om één klank.


poëzie / beëindigen / reünie 

Slide 6 - Tekstslide

Trema of geen trema?
A
egoisme
B
egoïsme

Slide 7 - Quizvraag

Trema of geen trema?
A
ingredienten
B
ingrediënten

Slide 8 - Quizvraag

Trema of geen trema?
A
melodiën
B
melodieën

Slide 9 - Quizvraag

Trema of geen trema?
A
financiën
B
financieën

Slide 10 - Quizvraag

Koppelteken
Welk woord moet niet met een koppelteken?
A
ex-voetballer
B
ijsco-man
C
tosti-ijzer
D
make-up

Slide 11 - Quizvraag

Koppelteken of geen koppelteken?
A
drieëndertig
B
drie en dertig
C
drie-en-dertig

Slide 12 - Quizvraag

Koppelteken of geen koppelteken?
A
Zuidamerikaans
B
Zuid-Amerikaans
C
Zuid Amerikaans

Slide 13 - Quizvraag

Koppelteken of geen koppelteken?
A
dvd collectie
B
dvd-collectie

Slide 14 - Quizvraag

Koppelteken of geen koppelteken?
A
minijurk
B
mini-jurk

Slide 15 - Quizvraag

Koppelteken of geen koppelteken?
A
18 jarige
B
18-jarige

Slide 16 - Quizvraag

DOEL


- je weet wanneer je zelfstandig gebruikte telwoorden en bijvoeglijke naamwoorden op een -n eindigen. 
Met of zonder n?

Slide 17 - Tekstslide

Wat zijn telwoorden?

Slide 18 - Woordweb

Slide 19 - Video

Theorie nog even op een rijtje: 
Zelfstandig gebruikte telwoorden = als je achter het telwoord geen zefstandig naamwoord uit de zin kan invullen. 

Zelfstandig gebruikt telwoord schrijf je met -n als: 
1. Het een persoon aanduidt; 
vb. Allen waren uitgenodigd, maar sommigen zijn vanwege het slechte weer thuis gebleven. 


Slide 20 - Tekstslide

Als telwoorden geen personen aanduiden of niet-zelfstandig maar bijvoeglijk gebruikt worden, schrijf je ze zonder -n;

vb. Enkele van de voorgestelde oplossingen bleken niet uitvoerbaar (geen personen, maar oplossingen) 
vb. Vroeger hadden alle huisvrouwen een koffiemolen. (niet-zelfstandig) 

Slide 21 - Tekstslide

Wanneer hebben zelfstandig gebruikte telwoorden een -n?
Als we woorden als sommige, enkele enzovoorts tegenkomen, is niet altijd meteen duidelijk of er een -n achter moet. Daarom stellen we ons de volgende twee vragen:

1. Gaat het om personen?
2. Is het telwoord zelfstandig gebruikt?

Als het antwoord op beide vragen 'ja' is, zetten we er een -n achter.

Slide 22 - Tekstslide

Zelfstandig gebruikte bijvoeglijke naamwoorden
Voor zelfstandig gebruikte bijvoeglijke naamwoorden gelden dezelfde regels als bij telwoorden (zelfstandig gebruikt + personen aanduiden), alleen stellen we hierbij nog een derde vraag, namelijk: 

- Is het meervoud?
ja? dan -n (In Zoetermeer kwamen ze een paar bekenden tegen.)
nee? dan eindigt het op e

Slide 23 - Tekstslide

Uitzondering: 
Telwoorden als tientallen, honderden, (tien)duizenden en miljoenen hebben ALTIJD een -n

Slide 24 - Tekstslide

Sommige/Sommigen leerlingen leren nooit voor een s.o.
A
sommige
B
sommigen

Slide 25 - Quizvraag

Op Texel zag ik veel verschillende vogels; wel honderde/honderden.
A
honderde
B
honderden

Slide 26 - Quizvraag

Van alle leerlingen hebben vele/velen een voldoende gehaald voor hun toets.
A
vele
B
velen

Slide 27 - Quizvraag

Van die struiken wil ik er wel enkele/enkelen in mijn tuin.
A
enkele
B
enkelen

Slide 28 - Quizvraag

Die broers maken altijd ruzie en meestal hebben ze beide/beiden schuld
A
beide
B
beiden

Slide 29 - Quizvraag

De kippen waren alle/allen ontsnapt.
A
alle
B
allen

Slide 30 - Quizvraag

Anita had twee foto's gemaakt. Ze zijn beide/beiden mislukt.
A
beide
B
beiden

Slide 31 - Quizvraag

Zij kwamen als eersten over de finish. Eersten verwijst hier naar meerdere personen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 32 - Quizvraag

Waar zijn je boeken gebleven? Heb je ze allen via Marktplaats verkocht? Alle wordt hier zelfstandig (niet bijvoeglijk) gebruikt, dus schrijf je allen in een plaats van alle.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 33 - Quizvraag

In het rek bij de toonbank zocht Ilse nog enkele armbandjes uit; ze koos de goedkoopsten. Je schrijft goedkoopsten met een -n, omdat het naar meerdere exemplaren verwijst.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 34 - Quizvraag

De twee favorieten presteerden beide boven verwachting. Deze zin is correct.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 35 - Quizvraag

Aan de slag!

Wat? Maak opd. 1 blz. 204  § 7  Met of zonder n?
Waar? In je boek/schrift
Hoe? Individueel  (zachtjes overleggen met je maatje)
Tijd?  3 minuten
Hulp? Steek je vinger op
Klaar?  Ga verder met opd. 2 blz. 205 (individueel) 
timer
3:00

Slide 36 - Tekstslide

Aan de slag!

Wat? Maak opd. 2 blz. 205 § 7 Met of zonder n?
Waar? In je boek/schrift
Hoe? Individueel (zachtjes overleggen met je maatje)
Tijd?  3 minuten
Hulp? Steek je vinger op
Klaar? Ga verder met opd. 4 blz. 205 (individueel) 
timer
3:00

Slide 37 - Tekstslide

Aan de slag!

Wat? Maak opd. 4 blz. 205  § 7 Met of zonder n?
Waar? In je boek/schrift 
Hoe? Individueel (zachtjes overleggen met je maatje)
Tijd?  3 minuten
Hulp? Steek je vinger op
Klaar?  Ga verder met opd. 3 blz. 205 
timer
3:00

Slide 38 - Tekstslide

Aan de slag!

Wat? Maak opd. 3 blz. 205 § 7 Met of zonder n?
Waar? In je boek/schrift
Hoe? Individueel (zachtjes overleggen met je maatje)
Tijd?  3 minuten
Hulp? Steek je vinger op
Klaar?  Ga verder met opd. 5 
timer
3:00

Slide 39 - Tekstslide

Aan de slag!
Wat? Maak opd. 5 blz. 205 § 7 Met of zonder n?
Waar? In je schrift
Hoe? Tweetallen
Tijd?  5 minuten
Hulp? Steek je vinger op
Klaar?  Pak een ander kleur pen en vraag om een nakijkblad  (individueel) 
timer
5:00

Slide 40 - Tekstslide

GELEERD
-  je weet wanneer je zelfstandig gebruikte telwoorden en bijvoeglijke naamwoorden op een -n eindigen. 
MET OF ZONDER N?

Slide 41 - Tekstslide

Evaluatie les 
  1. Wat heb je deze les geleerd?
  2. Wat ging deze les goed?

Slide 42 - Tekstslide