2TOP E-niveau H4.2 Lezen

H4.2 E-niveau
Activerende tekst
Tekstverband middel - doel
voorwaardelijk tekstverband
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

H4.2 E-niveau
Activerende tekst
Tekstverband middel - doel
voorwaardelijk tekstverband

Slide 1 - Tekstslide

Noem de vier tekstdoelen.

Slide 2 - Open vraag

Activeren
Informeren
Amuseren
Overtuigen
Een Brit, een Nederlander en een Belg stappen uit na een kettingbotsing. De Brit zegt: 'I'm sorry.' De Nederlander zegt: 'I'm sorry too.' Zegt de Belg: 'I'm sorry three.'
Op de A10 zijn bij Amsterdam drie rijstroken dicht vanwege een ongeval.
Twee paar laarzen voor E 69,95. Profiteer nu!
Elke supermarkt hoort een openbaar toilet te hebben.

Slide 3 - Sleepvraag

Theorie (activerende tekst)
Belangrijkste doel = activeren / lezer aanzetten tot actie 
Ander doel (bijna altijd) = informeren

Oproep / reclameboodschap = activerend

Tekstvormen: advertentie, affiche (= poster), e-mailreclame, folder, pamflet (= tekst over actualiteit), pop-ups op websites, uitnodigingsbrief

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Je ziet dit op Facebook. Tekstvorm?
A
Advertentie
B
Affiche
C
Pamflet
D
Uitnodigingsbrief

Slide 6 - Quizvraag

Beeld en opmaak
Een ander woord is LAY-OUT.
Doel: De schrijver maakt de tekst aantrekkelijker voor de lezer. 


Opmaak:
- verdeling van tekst over bladzijde/ scherm
- lettergrootte en soort letter
- kleurgebruik
Beeld:
- keuze van plaatjes
- functie van plaatje:
      * aandacht trekken
      * illustratie bij tekst
      * voorbeeld bij tekst
      * extra info bij tekst

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Hoe heeft de
schrijver gelet op
beeld en opmaak?

Slide 9 - Open vraag

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Theorie (tekstverbanden)
Er komen weer twee nieuwe tekstverbanden bij:
  • middel/doel
    om te, met als doel, waarmee, daarmee

  • voorwaardelijk
    als, indien, wanneer, mits, tenzij, behalve als, op voorwaarde dat

Slide 12 - Tekstslide

Welk tekstverband zie je in deze zin?
Ik kom morgen naar het feest, tenzij
mijn ouders roet in het eten gooien.

Slide 13 - Open vraag

Wat is de voorwaarde in onderstaande zin?

Ik kom morgen naar het feest, tenzij
mijn ouders roet in het eten gooien.

Slide 14 - Open vraag

Welk tekstverband zie je in deze zin?
Ze heeft een hele serie bijlessen genomen
om een onvoldoende te voorkomen.

Slide 15 - Open vraag

Wat is het middel en wat is het
doel in onderstaande zin:
Ze heeft een hele serie bijlessen genomen
om een onvoldoende te voorkomen.

Slide 16 - Open vraag

Ze heeft een hele serie bijlessen genomen
om een onvoldoende te voorkomen.

Door welk woord zou je 'om' kunnen vervangen?

Slide 17 - Open vraag

Welk tekstverband zie je in deze zin?
Wij gaan tot de aankoop over,
mits de prijs flink wordt verlaagd.

Slide 18 - Open vraag