1E maandag 13 maart 3.4 deel II

Als je 
binnenkomt:


BEN IK RUSTIG LOPEND DE KLAS INGEKOMEN?
BEN IK ZONDER LAWAAI TE MAKEN DE KLAS BINNENGEKOMEN?
HEB IK MIJN TELEFOON IN DE TAS GESTOPT?
ZIT IK AAN TAFEL, LIGT MIJN BOEK, SCHRIFT, PEN OP TAFEL?
STAAT MIJN TAS NAAST ME OP DE GROND? 
BEN IK STIL AAN HET WACHTEN TOT DE LES BEGINT?  Zo ja  --> 

1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 27 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Als je 
binnenkomt:


BEN IK RUSTIG LOPEND DE KLAS INGEKOMEN?
BEN IK ZONDER LAWAAI TE MAKEN DE KLAS BINNENGEKOMEN?
HEB IK MIJN TELEFOON IN DE TAS GESTOPT?
ZIT IK AAN TAFEL, LIGT MIJN BOEK, SCHRIFT, PEN OP TAFEL?
STAAT MIJN TAS NAAST ME OP DE GROND? 
BEN IK STIL AAN HET WACHTEN TOT DE LES BEGINT?  Zo ja  --> 

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen vandaag:
  • 10 minuten lezen
  • Huiswerk bespreken 3.4; Hoe schrijf je een verslag
  • Schrijftaak maken --> oefenen met verslag schrijven
  • Lesafsluiting

Nodig: je leesboek, je A-boek, je schrift en je telefoon. 

Slide 2 - Tekstslide

10 minuten lezen
Lees tenminste 5 pagina's. 
Lees in stilte, zorg dat je medeleerlingen rustig kunnen lezen. 

Leg ook je boek en schrift open, ik kom langs om te kijken of en hoe je je huiswerk hebt gemaakt. 

Slide 3 - Tekstslide

Waar waren we ook alweer mee bezig?






Waarom leer je ook alweer hoe je een verslag schrijft?

Slide 4 - Tekstslide

Donderdag: SO - verslag schrijven
Lesdoel vandaag: na deze les kan je vertellen hoe je een goed verslag schrijft. 

Slide 5 - Tekstslide

Wat was het huiswerk?

Slide 6 - Tekstslide

We bespreken eerst de vragen:
1. Wat is het doel van het schrijven van een verslag?

Slide 7 - Tekstslide

1. Wat is het doel van het schrijven van een verslag?
P. 210

Slide 8 - Tekstslide

2. Welke 6 tips gebruik je om een GOED verslag te schrijven?

Slide 9 - Tekstslide

2. Welke 6 tips gebruik je om een GOED verslag te schrijven?

Slide 10 - Tekstslide

3. Waaruit bestaat een goed opgebouwde tekst?

Slide 11 - Tekstslide

3. Waaruit bestaat een goed opgebouwde tekst? p. 213

Slide 12 - Tekstslide

4. Welke twee dingen doe je in een inleiding?

Slide 13 - Tekstslide

4. Welke twee dingen doe je in een inleiding?

Slide 14 - Tekstslide

5. Wat probeer je te doen met een titel?

Slide 15 - Tekstslide

5. Wat probeer je te doen met een titel? p. 215

Slide 16 - Tekstslide

6. Als je een titel moet verzinnen, uit welke twee mogelijkheden kan je dan kiezen?

Slide 17 - Tekstslide

6. Als je een titel moet verzinnen, uit welke twee mogelijkheden kan je dan kiezen?

Slide 18 - Tekstslide

7. Wat doe je als je merkt dat in je eigen verslag veel woorden herhaald zijn?

Slide 19 - Tekstslide

7. Wat doe je als je merkt dat in je eigen verslag veel woorden herhaald zijn?

Slide 20 - Tekstslide

Ook belangrijk: volgorde
Waarom is het belangrijk om in een verslag de gebeurtenissen in de juiste volgorde op te schrijven? (Opdr. 3b)
Wat zijn woorden die je kan gebruiken om de volgorde aan te geven?

Slide 21 - Tekstslide

Ook belangrijk: informatie verzamelen

Voor dat je gaat schrijven, moet je info verzamelen: waarover schrijf je en wat ga je erover schrijven?

Hulpmiddel: 5W1H-vragen
Wie, wat, waar, wanneer, waarom en hoe

Slide 22 - Tekstslide

Dus hoe schrijf je een 'goed' verslag?
1.  Verzamel informatie. Maak eerst aantekeningen. Wie, wat, waar, wanneer, waarom en hoe?
2. Zorg voor een pakkende titel. Benoem het onderwerp van de tekst, of geef al iets meer informatie. Je maakt dus een keuze, je hebt maar een paar woorden!
3. Zorg voor een inleiding die de lezer kort vertelt waar het verslag over gaat, en die de lezer nieuwsgierig maakt naar de rest van het verslag (de binnenkomer). 
4. Schrijf de gebeurtenissen in de juiste volgorde. Het zijn gebeurtenissen uit het verleden, dus je schrijft het verslag in de verleden tijd. Gebruik signaalwoorden die tijdsvolgorde aangeven. 
5. Kies belangrijke informatie en daarbij behorende details. Niet alles is interessant om te lezen, maak een goede keuze. Let op herhaling van dezelfde woorden, gebruik synoniemen. 
6. Zet je naam onder het verslag. 
7. Gebruik hoofdletters, interpunctie en spel de werkwoordsvormen juist. 

Slide 23 - Tekstslide

Voorbeeld goed verslag p.209
Schrijf drie dingen op in je schrift  die dit een 'goed' verslag maken.

Slide 24 - Tekstslide

Schrijftaak p. 217 en 218

Slide 25 - Tekstslide

Let op: bij 18: probeer 20 regels te schrijven. Dit moet je ook bij de toets. 
timer
15:00

Slide 26 - Tekstslide

Evaluatie
  • Wat heb je geleerd deze les?
  • Wat ging er goed?
  • Wat kan beter?

Huiswerk morgen:
Opdracht 16 t/m 18 van 3.4.

Slide 27 - Tekstslide