Paragraaf 12.1/12.2: Enzymen/Voedingsmiddelen en voedingsstoffen

Welkom allemaal!
Pak je spullen:
  • Biologieboek
  • Schrift en pen 
  • Mobiel in de tas!

Mooi! Dan gaan we beginnen!
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom allemaal!
Pak je spullen:
  • Biologieboek
  • Schrift en pen 
  • Mobiel in de tas!

Mooi! Dan gaan we beginnen!

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?

  • Uitleg 12.1/12.2: Enzymen/ Voedingsmiddelen en voedingsstoffen

  • Zelfstandig werken aan paragraaf 12.1/12.2




Slide 2 - Tekstslide

12.2 Voedingsmiddelen en voedingstoffen

Slide 3 - Tekstslide

Lesdoelen

1.1 Je kunt de functies van voedingsstoffen en voedingsvezel in voedingsmiddelen noemen.

1.2 Je kunt zes groepen voedingsstoffen noemen met hun functies en kenmerken.

Slide 4 - Tekstslide

Voedingsmiddelen
Voedingsmiddelen: alle producten die je eet en drinkt 

Twee varianten:
  • Plantaardig 
  • Dierlijk

Slide 5 - Tekstslide

Voedingsstoffen 
In voedingsmiddelen zitten voedingsstoffen

Voedingsstoffen zijn stoffen die je lichaam nodig heeft voor energie, groei en herstel. 

Voedingsmiddelen
Voedingsstoffen

Slide 6 - Tekstslide

Voedingsstoffen
Voedingsstoffen kunnen vier functies hebben:
  • Brandstof 
  • Bouwstof 
  • Reservestof 
  • Beschermende stof


Slide 7 - Tekstslide

Bouwstoffen: Je lichaam gebruikt deze stoffen om nieuwe cellen te maken of cellen te herstellen. 

Brandstoffen: gebruik je om energie van te krijgen. Dankzij die energie blijft je lichaam warm, kun je bewegen en werken al je organen.

Slide 8 - Tekstslide

Reservestoffen worden opgeslagen in jouw lichaam totdat deze het nodig heeft. 

Beschermende stoffen zorgen ervoor dat je lichaam gezond blijft. 

Slide 9 - Tekstslide

Bouwstoffen worden gebruikt om...

Slide 10 - Open vraag

Brandstoffen
Bouwstoffen
Reservestoffen
Beschermende stoffen
Zorgen ervoor dat je niet ziek wordt
Niet direct nodig, worden opgeslagen in lichaam
Leveren energie, nodig voor verbranding
Nodig voor groei, ontwikkeling en herstel bij schade, om nieuwe cellen en weefsels te maken

Slide 11 - Sleepvraag

Eiwitten
Eiwitten dienen als bouwstoffen en brandstoffen. 

Ze zitten veel in vlees, vleesvervangers en eieren.

Slide 12 - Tekstslide

Koolhydraten
Koolhydraten dienen als brandstof, maar worden soms gebruikt als bouwstof of reservestof.

Slide 13 - Tekstslide

Water
Water is de belangrijkste bouwstof voor het lichaam en water speelt een belangrijke rol bij het vervoeren van andere stoffen in het lichaam.

Slide 14 - Tekstslide

Vetten
Vetten zijn een hele goede brandstof, maar worden snel opgeslagen als reservestoffen.



Slide 15 - Tekstslide

Verzadigd/onverzadigde vetten
Onverzadigde vetten zijn meestal plantaardige, vloeibare vetten. Ze zitten ook in bijvoorbeeld noten en . Je lichaam gebruikt onverzadigde vetten als bouwstof. Voor de vorming van celmembranen bijvoorbeeld zijn vetten nodig. (gezondere vetten)

 
Verzadigde vetten zijn meestal dierlijke vetten. Ze dienen vooral als brandstof. --> te veel hart- en vaatziekten

Slide 16 - Tekstslide

Mineralen
Mineralen in ons lichaam zijn vooral bouwstoffen en beschermende stoffen. Het zijn zouten, bijvoorbeeld Calcium (voor je botten) of Natrium.

Slide 17 - Tekstslide

Vitaminen
Vitaminen zijn de belangrijkste beschermende stoffen. 
Er zijn er erg veel en zorgen dus dat je gezond blijft.
A, B, C, D en K. 

Slide 18 - Tekstslide

Paragraaf 12.1: Enzymen

Slide 19 - Tekstslide

Leerdoelen
1. Je kunt de werking van enzymen beschrijven.
2. Je kunt beschrijven welke rol bacteriën en schimmels spelen bij voedselbederf.
3. Je kunt manieren noemen waarop voedsel kan worden geconserveerd.(SE)

Slide 20 - Tekstslide

Functie enzymen
Enzymen worden gebruikt bij opbouw en afbraak van moleculen

* dissimilatie: afbraak of splitsing van moleculen

*assimilatie: opbouw van moleculen

Slide 21 - Tekstslide

Hoe werkt een enzym?

Slide 22 - Tekstslide

Sleutel/slot -principe

Slide 23 - Tekstslide

Invloed enzym op activeringsenergie

Slide 24 - Tekstslide

Optimumkromme
PH/temperatuur

Slide 25 - Tekstslide

Enzym 
  • naam eindigt vaak op -ase 
  • - maltase, amylase, lipase 

  • enzymen zijn substraatspecifiek
  • sleutel/slot principe
  • elk enzym kan maar 1 soort reactie versnellen
  • enzymen worden niet opgebruikt



stof waar het enzym op inwerkt

Slide 26 - Tekstslide

Schimmels
bestaan uit: dunne draden
planten zich voort door: sporen

Slide 27 - Tekstslide

Bacteriën
bestaan uit: één cel
planten zich voort door: celdeling

Slide 28 - Tekstslide

Voedsel conserveren
Conserveren = behandelen zodat het minder snel bederft. Door de organismen die bederf veroorzaken te doden of te voorkomen dat ze kunnen voortplanten/groeien.

Net als mensen en dieren hebben bacteriën en schimmels nodig:
  • Een goede temperatuur om voort te planten
  • Voldoende zuurstof
  • Voldoende vocht
Daar maken we gebruik van bij conserveren van voedingsmiddelen.
Bacteriën zijn wel sterker dan wij en kunnen bij extremere omstandigheden blijven leven!

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Voeding conserveren
Verschillende methoden van conserveren:
  • Invriezen - bacteriën niet dood!
  • Pasteuriseren - alleen schadelijke bacteriën/schimmels dood
  • Steriliseren - alle bacteriën/schimmels dood, door hoge temperatuur iets andere smaak
  • Vacuüm verpakken - bacteriën niet dood!
  • Gasverpakken - andere luchtsamenstelling -bacteriën niet dood
  • Drogen - vocht onttrekken, bacteriën niet dood!
  • Conserveringsmiddelen toevoegen, zoals suiker, zout, of zuur, E-nummers- leefomstandigheden ongunstig
  • Doorstralen met radioactieve stoffen - dood alle organismen

Slide 31 - Tekstslide

In deze voedings-middelen zitten vooral:
A
Koolhydraten
B
Vetten
C
Eiwitten
D
Water

Slide 32 - Quizvraag

In deze voedings-middelen zitten vooral:
A
Koolhydraten
B
Vetten
C
Eiwitten
D
Water

Slide 33 - Quizvraag

In deze voedings-middelen zitten vooral:
A
Koolhydraten
B
Vetten
C
Eiwitten
D
Water

Slide 34 - Quizvraag

In deze voedings-middelen zitten vooral:
A
Koolhydraten
B
Vetten
C
Eiwitten
D
Water

Slide 35 - Quizvraag

Huiswerk
Wat:
 Paragraaf 12.1: opdrachten 1 t/m 7
 Paragraaf 12.2: opdrachten 1 t/m 7
Hoe:
Alleen of in tweetallen
Hulp nodig? Zoek het op in je boek of vraag om hulp
Klaar? maak een samenvatting en een begrippenlijst van paragraaf 12.1
timer
20:00

Slide 36 - Tekstslide

Nabespreking:

  • Zijn er nog vragen?

  • Hoe vonden jullie de les?

Slide 37 - Tekstslide

Tot slot:
Schuif je stoel aan
en
Ruim je afval op


Tot de volgende les!

Slide 38 - Tekstslide