Examentraining maart 2017

Examentraining 2016

boek 4b       Regeling en Waarneming

Boek 5b       Voeding

                        Transport

                        Gaswisseling en uitscheiding

                        Bescherming en evenwicht

1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 42 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Examentraining 2016

boek 4b       Regeling en Waarneming

Boek 5b       Voeding

                        Transport

                        Gaswisseling en uitscheiding

                        Bescherming en evenwicht

Slide 1 - Tekstslide

Binas
bekijk van te voren welke tabellen per thema je nodig hebt.

Slide 2 - Tekstslide

Zorg goed voor jezelf

Neem een horloge mee (tijd)

Neem water mee (hypotoon)

Neem iets te eten mee (dat niet kraakt, niet te veel suiker)

Neem af en toe een pauze

Wees niet te streng voor jezelf

Eet geen kauwgom tijdens het examen!



Slide 3 - Tekstslide

Tijdens de toets:


Signaalwoorden in de teksten (markeren)

Welke vraag wordt gesteld?  Neem een deel van de vraag over in het antwoord om jezelf te dwingen het juiste antwoord te geven.


Slide 4 - Tekstslide

Sushi opgave 12

Leg uit hoe darmbacteriën met genen van de zeebacterie door natuurlijke selectie talrijk zijn geworden in de darmflora van Japanners.


(Evolutie)


Slide 5 - Tekstslide

Sushi opgave 12
  1. Uit het antwoord moet blijken dat

• door het zeewier in het voedsel van Japanners de darmbacteriën met genen van de zeebacterie een voordeel hebben ten opzichte van de darmbacteriën zonder die genen (1)

• daardoor kunnen bacteriën met genen van de zeebacterie zich vaker vermenigvuldigen (1)

Slide 6 - Tekstslide

Sushi opgave 13

Geef hiervan een voorbeeld: noteer de naam van een enzym, de klier waar dit enzym geproduceerd wordt en beschrijf de omzetting die dit enzym bewerkstelligt.


Slide 7 - Tekstslide

Sushi vraag 13

2. voorbeeld: Amylase, geproduceerd in de alvleesklier zet zetmeel om in maltose.


voor notatie van een verteringsenzym met de juiste klier en omzetting 2

voor slechts twee van de drie gevraagde onderdelen 1

voor een of minder van de gevraagde onderdelen 0

Slide 8 - Tekstslide

Sushi vraag 14

Vertering van cellulose uit de vezels van het zeewier door de

darmbacterie levert bruikbare voedingstoffen op voor de gastheer. Welke voedingsstoffen zijn dit?

A mineralen

B monosachariden

C nucleotiden

D vitaminen

Slide 9 - Tekstslide

Sushi vraag 14

B Monosachariden

Slide 10 - Tekstslide

Sushi vraag 15

Waardoor is de concentratie kwik in sushi met tonijn wel boven de ADI waarde en die in sushi met garnalen niet?

A Tonijnen assimileren meer dan ze dissimileren, garnalen niet.

B Tonijnen eten meer dan garnalen eten.

C Tonijnen hebben een grotere variatie in voedsel dan garnalen.

D Tonijnen staan hoger in de voedselpiramide dan garnalen.

Slide 11 - Tekstslide

Sushi vraag 15
4 D

Slide 12 - Tekstslide

Sushi vraag 16

Welk deel van het centraal zenuwstelsel is bij Piven door kwikvergiftiging beschadigd, waardoor hij geheugenproblemen had?

Slide 13 - Tekstslide

Sushi vraag 16

De grote hersenen

Slide 14 - Tekstslide

pretoogjes vraag 17

Van welke spieren remt atropine de samentrekking waardoor de pupil groter wordt?

A van de accommodatiespieren in de ogen

B van de kringspieren in de iris

C van de oogspieren

D van de radiale spieren in de iris


Slide 15 - Tekstslide

pretoogjes vraag 17

B

Slide 16 - Tekstslide

pretoogjes vraag 18
Waardoor ontstaat deze twinkeling in de ogen?

A Door lichtstralen die vanuit de ooglens via de wijde pupil worden uitgezonden.

B Door lichtstralen die vanuit het netvlies via het traanvocht worden uitgezonden

C Door reflectie door het glasachtig lichaam waarbij de lichtstralen het

oog verlaten via de wijde pupil.

D Door reflectie van lichtstralen door het traanvocht en het hoornvlies.

Slide 17 - Tekstslide

pretoogjes vraag 18
D

Slide 18 - Tekstslide

pretoogjes vraag 19


welke van deze worden dan geactiveerd en in welke volgorde?

A 1 - 2 - 4 - 5 - 6

B 1 - 5 - 4 - 2 - 6

C 3 - 2 - 4 - 5 - 6

D 3 - 5 - 4 - 2 - 6



Slide 19 - Tekstslide

pretoogjes vraag 19
B

Slide 20 - Tekstslide

pretoogjes vraag 20

Uit welk gegeven uit de tekst blijkt dat er sprake is van aspecifieke afweer?



Uit welk gegeven uit de tekst blijkt dat er sprake is van specifieke afweer?





Slide 21 - Tekstslide

pretoogjes vraag 20

Aspecifiek: Lysozym breekt celwanden van (veel soorten) bacteriën af


 Specifiek: Het traanvocht bevat antistoffen (die aan specifieke

bacteriën binden)





afweer?

Slide 22 - Tekstslide

Hoe ontstaan pretoogjes vraag 21

Leg uit dat de lenswerking van het hoornvlies verstoord wordt als de osmotische waarde van het traanvocht afneemt.






Slide 23 - Tekstslide

Hoe ontstaan pretoogjes vraag 21

Uit het antwoord moet blijken dat:


• als de osmotische waarde van het traanvocht afneemt er water de hoornvliescellen in zal gaan


• waardoor de kromming van het hoornvlies / de afbuiging van het licht verandert







Slide 24 - Tekstslide

Biertje? Of toch maar niet? vraag 22

Waardoor wordt het grote verschil in energiewaarde tussen die twee dranken hoofdzakelijk verklaard?

A De alcohol uit gewoon bier levert de extra energie.

B Gewoon bier bevat meer eiwit dan alcoholvrij bier.

C Gewoon bier bevat meer suiker dan alcoholvrij bier.






Slide 25 - Tekstslide

Biertje? Of toch maar niet? vraag 22
A

Slide 26 - Tekstslide

Biertje? Of toch maar niet? vraag 23

Welke van de volgende falende leverfuncties is een verklaring voor het ontstaan van deze gele kleur?

A De lever kan minder afvalstoffen via de gal verwijderen.

B De lever kan minder alcohol afbreken.

C De lever kan minder aminozuren afbreken.

D De lever kan minder glycogeen opslaan.

E De lever kan minder niet-essentiële aminozuren aanmaken.






Slide 27 - Tekstslide

Biertje? Of toch maar niet? vraag 23
A

Slide 28 - Tekstslide

Biertje? Of toch maar niet? vraag 24

Welke verklaring hiervoor is juist?

A Alcohol remt de hypofyse waardoor minder ADH wordt afgegeven.

B Alcohol remt de ultrafiltratie in de kapsels van Bowman.

C Alcohol stimuleert de hypofyse waardoor meer ADH wordt afgegeven.

D Alcohol stimuleert de waterresorptie in de nierbuisjes.





Slide 29 - Tekstslide

Biertje? Of toch maar niet? vraag 24
A

Slide 30 - Tekstslide

Biertje? Of toch maar niet? vraag 25

Noteer het nummer dat het deel van de hersenen aangeeft dat dan niet goed werkt.





Slide 31 - Tekstslide

Biertje? Of toch maar niet? vraag 25

(deel) 2

Slide 32 - Tekstslide

Biertje? Of toch maar niet? vraag 26

Door welke bloedvaten is dit molecuul alcohol in elk geval gekomen als het door een blaastest wordt gemeten? Kies uit de bovenstaande bloedvaten.






Slide 33 - Tekstslide

Biertje? Of toch maar niet? vraag 26

onderste holle ader en longslagader


Slide 34 - Tekstslide

@Astro_andre vraag 16
Van welk hormoon verandert dan de productie?

Wordt de concentratie van dit hormoon in het bloed hoger of

juist lager? Verklaar je antwoord.








Slide 35 - Tekstslide

@Astro_andre vraag 16

ADH

• Uit de verklaring moet blijken dat de concentratie lager   

   wordt, want ADH remt de urineproductie / ADH stimuleert de

   terugresorptie/re(ab)sorptie van water

Slide 36 - Tekstslide

@Astro_andre vraag 17
Van welk deel van het
hart zal dan de meeste spiermassa verloren gaan?

A     van de linkerboezem
B     van de linkerkamer
C     van de rechterboezem
     van de rechterkamer







Slide 37 - Tekstslide

@Astro_andre vraag 17

B

Slide 38 - Tekstslide

@Astro_andre vraag 18
Welke oogafwijking zal het gevolg zijn van de vormverandering van de oogbol? En welke lenzen kunnen deze
afwijking verhelpen?

                     afwijking                                         lenzen

    bijziendheid                                               negatieve

B     bijziendheid                                               positieve

C     verziendheid                                             negatieve

    verziendheid                                             positieve








Slide 39 - Tekstslide

@Astro_andre vraag 18


D

Slide 40 - Tekstslide

@Astro_andre vraag 19

Welk proces in de oogzenuw wordt verstoord door de zwelling waardoor

het gezichtsvermogen mogelijk afneemt?

 A     impulsgeleiding in een motorische zenuw

 B     impulsgeleiding in een sensorische zenuw

 C     impulsoverdracht in een motorische zenuw

 D     impulsoverdracht in een sensorische zenuw









Slide 41 - Tekstslide

@Astro_andre vraag 19

B

Slide 42 - Tekstslide