bekijk van te voren welke tabellen per thema je nodig hebt.
Slide 2 - Tekstslide
Zorg goed voor jezelf
Neem een horloge mee (tijd)
Neem water mee (hypotoon)
Neem iets te eten mee (dat niet kraakt, niet te veel suiker)
Neem af en toe een pauze
Wees niet te streng voor jezelf
Eet geen kauwgom tijdens het examen!
Slide 3 - Tekstslide
Tijdens de toets:
Signaalwoorden in de teksten (markeren)
Welke vraag wordt gesteld? Neem een deel van de vraag over in het antwoord om jezelf te dwingen het juiste antwoord te geven.
Slide 4 - Tekstslide
Sushi opgave 12
Leg uit hoe darmbacteriën met genen van de zeebacterie door natuurlijke selectie talrijk zijn geworden in de darmflora van Japanners.
(Evolutie)
Slide 5 - Tekstslide
Sushi opgave 12
Uit het antwoord moet blijken dat
• door het zeewier in het voedsel van Japanners de darmbacteriën met genen van de zeebacterie een voordeel hebben ten opzichte van de darmbacteriën zonder die genen (1)
• daardoor kunnen bacteriën met genen van de zeebacterie zich vaker vermenigvuldigen (1)
Slide 6 - Tekstslide
Sushi opgave 13
Geef hiervan een voorbeeld: noteer de naam van een enzym, de klier waar dit enzym geproduceerd wordt en beschrijf de omzetting die dit enzym bewerkstelligt.
Slide 7 - Tekstslide
Sushi vraag 13
2. voorbeeld: Amylase, geproduceerd in de alvleesklier zet zetmeel om in maltose.
voor notatie van een verteringsenzym met de juiste klier en omzetting 2
voor slechts twee van de drie gevraagde onderdelen 1
voor een of minder van de gevraagde onderdelen 0
Slide 8 - Tekstslide
Sushi vraag 14
Vertering van cellulose uit de vezels van het zeewier door de
darmbacterie levert bruikbare voedingstoffen op voor de gastheer. Welke voedingsstoffen zijn dit?
A mineralen
B monosachariden
C nucleotiden
D vitaminen
Slide 9 - Tekstslide
Sushi vraag 14
B Monosachariden
Slide 10 - Tekstslide
Sushi vraag 15
Waardoor is de concentratie kwik in sushi met tonijn wel boven de ADI waarde en die in sushi met garnalen niet?
A Tonijnen assimileren meer dan ze dissimileren, garnalen niet.
B Tonijnen eten meer dan garnalen eten.
C Tonijnen hebben een grotere variatie in voedsel dan garnalen.
D Tonijnen staan hoger in de voedselpiramide dan garnalen.
Slide 11 - Tekstslide
Sushi vraag 15
4 D
Slide 12 - Tekstslide
Sushi vraag 16
Welk deel van het centraal zenuwstelsel is bij Piven door kwikvergiftiging beschadigd, waardoor hij geheugenproblemen had?
Slide 13 - Tekstslide
Sushi vraag 16
De grote hersenen
Slide 14 - Tekstslide
pretoogjes vraag 17
Van welke spieren remt atropine de samentrekking waardoor de pupil groter wordt?
A van de accommodatiespieren in de ogen
B van de kringspieren in de iris
C van de oogspieren
D van de radiale spieren in de iris
Slide 15 - Tekstslide
pretoogjes vraag 17
B
Slide 16 - Tekstslide
pretoogjes vraag 18
Waardoor ontstaat deze twinkeling in de ogen?
A Door lichtstralen die vanuit de ooglens via de wijde pupil worden uitgezonden.
B Door lichtstralen die vanuit het netvlies via het traanvocht worden uitgezonden
C Door reflectie door het glasachtig lichaam waarbij de lichtstralen het
oog verlaten via de wijde pupil.
D Door reflectie van lichtstralen door het traanvocht en het hoornvlies.
Slide 17 - Tekstslide
pretoogjes vraag 18
D
Slide 18 - Tekstslide
pretoogjes vraag 19
welke van deze worden dan geactiveerd en in welke volgorde?
A 1 - 2 - 4 - 5 - 6
B 1 - 5 - 4 - 2 - 6
C 3 - 2 - 4 - 5 - 6
D 3 - 5 - 4 - 2 - 6
Slide 19 - Tekstslide
pretoogjes vraag 19
B
Slide 20 - Tekstslide
pretoogjes vraag 20
Uit welk gegeven uit de tekst blijkt dat er sprake is van aspecifieke afweer?
Uit welk gegeven uit de tekst blijkt dat er sprake is van specifieke afweer?
Slide 21 - Tekstslide
pretoogjes vraag 20
Aspecifiek: Lysozym breekt celwanden van (veel soorten) bacteriën af
Specifiek: Het traanvocht bevat antistoffen (die aan specifieke
bacteriën binden)
afweer?
Slide 22 - Tekstslide
Hoe ontstaan pretoogjes vraag 21
Leg uit dat de lenswerking van het hoornvlies verstoord wordt als de osmotische waarde van het traanvocht afneemt.
Slide 23 - Tekstslide
Hoe ontstaan pretoogjes vraag 21
Uit het antwoord moet blijken dat:
• als de osmotische waarde van het traanvocht afneemt er water de hoornvliescellen in zal gaan
• waardoor de kromming van het hoornvlies / de afbuiging van het licht verandert
Slide 24 - Tekstslide
Biertje? Of toch maar niet? vraag 22
Waardoor wordt het grote verschil in energiewaarde tussen die twee dranken hoofdzakelijk verklaard?
A De alcohol uit gewoon bier levert de extra energie.
B Gewoon bier bevat meer eiwit dan alcoholvrij bier.
C Gewoon bier bevat meer suiker dan alcoholvrij bier.
Slide 25 - Tekstslide
Biertje? Of toch maar niet? vraag 22
A
Slide 26 - Tekstslide
Biertje? Of toch maar niet? vraag 23
Welke van de volgende falende leverfuncties is een verklaring voor het ontstaan van deze gele kleur?
A De lever kan minder afvalstoffen via de gal verwijderen.
B De lever kan minder alcohol afbreken.
C De lever kan minder aminozuren afbreken.
D De lever kan minder glycogeen opslaan.
E De lever kan minder niet-essentiële aminozuren aanmaken.
Slide 27 - Tekstslide
Biertje? Of toch maar niet? vraag 23
A
Slide 28 - Tekstslide
Biertje? Of toch maar niet? vraag 24
Welke verklaring hiervoor is juist?
A Alcohol remt de hypofyse waardoor minder ADH wordt afgegeven.
B Alcohol remt de ultrafiltratie in de kapsels van Bowman.
C Alcohol stimuleert de hypofyse waardoor meer ADH wordt afgegeven.
D Alcohol stimuleert de waterresorptie in de nierbuisjes.
Slide 29 - Tekstslide
Biertje? Of toch maar niet? vraag 24
A
Slide 30 - Tekstslide
Biertje? Of toch maar niet? vraag 25
Noteer het nummer dat het deel van de hersenen aangeeft dat dan niet goed werkt.
Slide 31 - Tekstslide
Biertje? Of toch maar niet? vraag 25
(deel) 2
Slide 32 - Tekstslide
Biertje? Of toch maar niet? vraag 26
Door welke bloedvaten is dit molecuul alcohol in elk geval gekomen als het door een blaastest wordt gemeten? Kies uit de bovenstaande bloedvaten.
Slide 33 - Tekstslide
Biertje? Of toch maar niet? vraag 26
onderste holle ader en longslagader
Slide 34 - Tekstslide
@Astro_andre vraag 16
Van welk hormoon verandert dan de productie?
Wordt de concentratie van dit hormoon in het bloed hoger of
juistlager? Verklaar je antwoord.
Slide 35 - Tekstslide
@Astro_andre vraag 16
ADH
• Uit de verklaring moet blijken dat de concentratie lager
wordt, want ADH remt de urineproductie / ADH stimuleert de
terugresorptie/re(ab)sorptie van water
Slide 36 - Tekstslide
@Astro_andre vraag 17
Van welk deel van het hart zal dan de meeste spiermassa verloren gaan? A van de linkerboezem B van de linkerkamer C van de rechterboezem D van de rechterkamer
Slide 37 - Tekstslide
@Astro_andre vraag 17
B
Slide 38 - Tekstslide
@Astro_andre vraag 18
Welke oogafwijking zal het gevolg zijn van de vormverandering van de oogbol? En welke lenzen kunnen deze afwijking verhelpen?
afwijkinglenzen
A bijziendheid negatieve
B bijziendheid positieve
C verziendheidnegatieve
D verziendheid positieve
Slide 39 - Tekstslide
@Astro_andre vraag 18
D
Slide 40 - Tekstslide
@Astro_andre vraag 19
Welk proces in de oogzenuw wordt verstoord door de zwelling waardoor