We gaan zo starten: zorg dat je het leesboek voor je hebt.
Leg je spullen (laptop, lesboek, schrift, etui) op tafel.
Telefoon in de telefoontas.
Doel:
Je kunt de werkwoordsvormen (pvtt, pvvt, vd en od) correct spellen.
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1
In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Start geen nieuwe vergadering
Welkom bij het vak Nederlands!
We gaan zo starten: zorg dat je het leesboek voor je hebt.
Leg je spullen (laptop, lesboek, schrift, etui) op tafel.
Telefoon in de telefoontas.
Doel:
Je kunt de werkwoordsvormen (pvtt, pvvt, vd en od) correct spellen.
Slide 1 - Tekstslide
werkwoordsvormen
Slide 2 - Woordweb
Werkwoordspelling
Elk werkwoord kan in 7 verschillende vormen in een zin staan, met bijbehorende regels:
pvtt
pvvt
vd
od
infinitief
bn
gw
Slide 3 - Tekstslide
Welke zin is correct gespeld?
A
Hij boord een gaatje in het plafond.
B
Hij boort een gaatje in het plafond.
C
Hij boordt een gaatje in het plafond.
D
Hij heeft een gaatje in het plafond geboord.
Slide 4 - Quizvraag
Welke zin is correct gespeld?
A
Ik onthoud alles wat ik vertel.
B
Ik onthoudt alles wat ik vertel.
Slide 5 - Quizvraag
Welke zin is correct gespeld?
A
Manou beantwoordt een brief
B
Manou beantwoord een brief
Slide 6 - Quizvraag
Welke zin is correct gespeld?
A
Zij heeft het huis geverft
B
Zij heeft het huis geverfd
Slide 7 - Quizvraag
Welke zin is correct gespeld?
A
Gisteren begeleide zij de vrouw naar huis.
B
Gisteren begeleidde zij de vrouw naar huis.
Slide 8 - Quizvraag
Welke zin is correct gespeld?
A
De lieve vrouw verstuurt de brief aan haar kind.
B
De lieve vrouw verstuurd de brief aan haar kind.
Slide 9 - Quizvraag
Welke zin is correct gespeld?
A
Gisteren verhuisden we naar Groningen.
B
Gisteren verhuisten we naar Groningen.
Slide 10 - Quizvraag
Werkwoordspelling
PVTT Persoonsvorm Tegenwoordige Tijd PVVT Persoonsvorm Verleden Tijd (sterk - zwak) VD & OD Voltooid en onvoltooid deelwoord
Slide 11 - Tekstslide
PVTT Persoonsvorm Tegenwoordige Tijd
Ik vorm
Ik vorm + t
Hele werkwoord
truc: lopen
Slide 12 - Tekstslide
PVVT Persoonsvorm verleden tijd (zwak)
Ik vorm + de(n)
Ik vorm + te(n)
truc: 't ex-kofschip - woord langer maken
Slide 13 - Tekstslide
PVVT Persoonsvorm verleden tijd (sterk)
Bij sterke werkwoorden verandert de persoonsvorm in de verleden tijd (pvvt) van klank: – breken → brak, braken; drinken → dronk, dronken; slapen → sliep, sliepen.
Slide 14 - Tekstslide
VD Voltooid deelwoord
Eindigt op -d, -t of -en.
Truc: 't ex-kofschip - woord langer maken
Slide 15 - Tekstslide
Wat is een voltooid deelwoord?
A
werkwoord
B
de , het , een
C
persoonsvorm
D
zelfstandig naamwoord
Slide 16 - Quizvraag
Een voltooid deelwoord ...
A
staat altijd aan het begin van een zin.
B
staat vaak in het midden van een zin.
C
staat meestal aan het eind van een zin.
Slide 17 - Quizvraag
Welke zin is correct gespeld?
A
Het hout is opgebrandt.
B
Het hout is opgebrand.
Slide 18 - Quizvraag
Wat is het voltooid deelwoord?
Slide 19 - Open vraag
Wat is het voltooid deelwoord?
Slide 20 - Open vraag
Wat is het voltooid deelwoord?
Slide 21 - Open vraag
OD Onvoltooid deelwoord
Eindigt altijd op -d.
Lopend ging ik naar de stad. Fietsend bel ik mijn moeder. Bellend zit ik in de bus.