PVTT Persoonsvorm Tegenwoordige Tijd PVVT Persoonsvorm Verleden Tijd (sterk - zwak) VD & OD Voltooid en onvoltooid deelwoord
Slide 4 - Tekstslide
Wat is de regel voor de persoonsvorm tegenwoordige tijd?
A
stam, stam+t, stam+en
B
bij 't-ex-kofschip te of ten
C
ik-vorm, ik-vorm+t,
hele ww
D
ge + hele ww + d of t
Slide 5 - Quizvraag
PVTT Persoonsvorm Tegenwoordige Tijd
Ik vorm
Ik vorm + t
Hele werkwoord
truc: lopen
Slide 6 - Tekstslide
Ik ......... (beantwoorden) de brief
A
beantwoord
B
beantwoordt
Slide 7 - Quizvraag
Hij ......... (beantwoorden) de brief
A
beantwoord
B
beantwoordt
Slide 8 - Quizvraag
Zij ..... (houden) van chocolade.
A
houd
B
houdt
Slide 9 - Quizvraag
Het hondje .... (worden) twaalf jaar.
A
word
B
wordt
Slide 10 - Quizvraag
PVVT Persoonsvorm verleden tijd (zwak)
Ik vorm + de(n)
Ik vorm + te(n)
truc: 't ex-kofschip - woord langer maken
Slide 11 - Tekstslide
PVVT Ik .... (missen) mijn oma.
A
miste
B
misde
C
misten
D
misden
Slide 12 - Quizvraag
PVVT Ik .... (pesten) mijn vader met zijn rode neus.
A
peste
B
pestte
C
Pestde
Slide 13 - Quizvraag
PVVT Ik ... (bereiden) het avondeten alvast voor
A
bereidde
B
bereide
Slide 14 - Quizvraag
PVVT Persoonsvorm verleden tijd (sterk)
Bij sterke werkwoorden verandert de persoonsvorm in de verleden tijd (pvvt) van klank: – breken → brak, braken; drinken → dronk, dronken; slapen → sliep, sliepen.
Slide 15 - Tekstslide
Persoonsvorm tegenwoordige tijd
Persoonsvorm verleden tijd zwak
Persoonsvorm verleden tijd sterk
Maarten van der Weijden zwommet moeite de Elfstedentocht.
Vannacht pleegde een tiener een overval op de Spar.