Je doet dienst voor de interne en wordt in consult gevraagd door de longarts. Een 68-jarige man, bekend met bronchuscarcinoom, is opgenomen ivm slaperigheid. Zijn natrium is 106, normaal glucose, osmol (bloed) 252 mOsm/kg. Urine-osmol: 274 mOsm/kg, -natrium: 34 mmol/L. Lichte hypertensie, neigt naar overvulling.
Wat is de diagnose?
A
Cerebral salt wasting
B
Hartfalen
C
Hypothyreoidie
D
SiADH
Slide 12 - Quizvraag
Slide 13 - Tekstslide
SiADH
ADH --> water vasthouden --> hypertensie --> RAAS uit --> natrium uitplassen --> hyponatriemie
Op de SEH zie je een vrouw, 74 jaar, gemetastaseerd oesofaguscarcinoom, met een hyponatriemie (122). Krijgt al 4 weken eigenlijk geen hap voedsel meer naar binnen. Normaal glucose, serum osmol 255 mOsm/kg. Urine-osmol 86 mOsm/kg, -natrium 14. Neigt naar ondervulling.
Wat is de oorzaak van haar hyponatriemie?
A
Hartfalen / forward failure
B
Levercirrose agv metastasen
C
Tekort eiwit intake
D
Tekort zout intake
Slide 15 - Quizvraag
Tea and toast / low solute intake
Tea and toast ≠ inadequate zout intake
Eiwit --> ureum
Ureum nodig om urine te verdunnen (gradient opbouwen om vocht van interstitium naar tubulus te trekken)
Te weinig eiwit --> te weinig ureum --> te weinig verdunnend vermogen --> vocht vasthouden --> hyponatriemie
- Diabetes insipidus (centraal, nefrogeen of ihkv zwangerschap)
- Osmotische diurese (calcium of glucose)
Via de tractus digestivus (braken of osmotische diarree)
Via de huid (transpiratie of brandwonden)
Slide 18 - Tekstslide
Een 53-jarige vrouw vertelt je op de poli (je bent internist) dat ze ontzettend veel drinkt (4-5L per dag) en nog meer plast (zeker 6-7 liter per dag), sinds 2 weken. U weet haar calcium en glucose nog niet. Welk urine-onderzoek past er het best bij diabetes insipidus (en dus niet bij osmotische diurese)?
A
Urine-osmol
<
plasma-osmol
B
Urine-osmol
>
plasma-osmol
Slide 19 - Quizvraag
Kalium
Slide 20 - Tekstslide
Nu belt de chirurg: help! Man (33 jaar) komt binnen op de SEH met buikpijn en al 4 dagen alleen maar braken. Kalium blijkt 2.3 mmol/L.
Wat wil je nu als eerste hebben?
A
Bloedgas met pH
B
ECG
C
Magnesium (in plasma)
D
Urine-kalium
Slide 21 - Quizvraag
Nu belt de chirurg: help! Man (33 jaar) komt binnen op de SEH met buikpijn en al 4 dagen alleen maar braken. Kalium blijkt 2.3 mmol/L. Het ECG blijkt normaal.
Wat voor onderzoek vraag je als eerst aan om de oorzaak van hypokaliemie te achterhalen?
A
Bloedgas met pH
B
ECG
C
Magnesium (in plasma)
D
Urine-kalium
Slide 22 - Quizvraag
Nu belt de chirurg: help! Man (33 jaar) komt binnen op de SEH met buikpijn en al 4 dagen alleen maar braken. Kalium blijkt 2.3 mmol/L. Het ECG blijkt normaal. De pH is 7.42. Wat voor onderzoek vraag je nu aan?
A
Bloedgas met pH
B
ECG
C
Magnesium (in plasma)
D
Urine-kalium
Slide 23 - Quizvraag
Nu belt de chirurg: help! Man (33 jaar) komt binnen op de SEH met buikpijn en al 4 dagen alleen maar braken. Kalium blijkt 2.3 mmol/L. Het ECG blijkt normaal. De pH is 7.42.
Waardoor wordt hypokaliemie bij braken meestal veroorzaakt?
A
Shift van extracellulair naar intracellulair
B
Verlies van kaliumrijk maagsap
C
Verlies via urine
Slide 24 - Quizvraag
Hypokaliemie
Diagnostiek:
ECG
Urinekalium
Bloeddruk
Zuur-basestatus
Slide 25 - Tekstslide
Een 63-jarige man is opgenomen ivm een pneumonie en wordt behandeld met ceftriaxon i.v.. Bij het controle lab rondje blijkt hij een kalium van 5.5 te hebben. Wat doe je nu als eerst?
A
Bloedgas prikken
B
ECG maken
C
Medicatie nalopen op mogelijke oorzaken
D
Nierfunctie controleren
Slide 26 - Quizvraag
Een 63-jarige man is opgenomen ivm een pneumonie en wordt behandeld met ceftriaxon i.v.. Bij het controle lab rondje blijkt hij een kalium van 5.5 te hebben. Het ECG is normaal. Wat is je volgende stap?
A
Bloedgas prikken
B
ECG maken
C
Medicatie nalopen op mogelijke oorzaken
D
Nierfunctie controleren
Slide 27 - Quizvraag
Hyperkaliemie
Diagnostiek:
ECG
Zuur-basestatus
Medicatie
Slide 28 - Tekstslide
Een 54-jarige vrouw van Kaukasische afkomst wordt naar u als internist verwezen ivm een onbegrepen hypocalciemie (1.98 mmol/L). Welke labwaarde wilt u nu als eerste weten?
A
ACTH
B
ADH
C
Albumine
D
Aldosteron
Slide 29 - Quizvraag
Een 54-jarige vrouw van Kaukasische afkomst wordt naar u als internist verwezen ivm een onbegrepen hypocalciemie (1.98 mmol/L). Het albumine blijkt 40 mg/L.
Wegens bezuinigingen in het AMC mag u hierna nog maar 1 labwaarde aanvragen. Welke gaat je het meeste helpen?
A
ACTH
B
PTH
C
Kreatinine
D
Vitamine D
Slide 30 - Quizvraag
Het PTH is verlaagd. Waarom is dit nu geen vitamine D-deficientie?
Ze gebruikt medicatie wegens DM2, hypertensie en maagklachten (gliclazide, metformine, metoprolol en omeprazol). Welk medicament is hoogstwaarschijnlijk de oorzaak van haar hypocalciemie?
A
gliclazide
B
metformine
C
metoprolol
D
omeprazol
Slide 31 - Quizvraag
Hypocalciemie
Slide 32 - Tekstslide
Hypocalciemie
Diagnostiek:
Albumine
PTH
Vitamine D
Nierfunctie (icm fosfaat en magnesium)
BMJ, Diagnosis and management of hypocalcaemia. 2008;336:1298
Slide 33 - Tekstslide
U ziet als huisarts een 24-jarige jongeman met ontzettende dorst. Hij blijkt een calcium van 3.2 mmol/L te hebben (albumine 39 mg/L).
Wat verwacht je van het PTH?
A
Verlaagd
B
Normaal
C
Verhoogd
Slide 34 - Quizvraag
U ziet als huisarts een 24-jarige jongeman met ontzettende dorst. Hij blijkt een calcium van 3.2 mmol/L te hebben (albumine 39 mg/L). Het PTH is laag-normaal.
Welk onderzoek zal nu het meest waarschijnlijk afwijkend zijn?
A
25-hydroxyvitamine D
B
ACE
C
M-proteine
D
CT-skelet
Slide 35 - Quizvraag
U ziet als huisarts een 24-jarige jongeman met ontzettende dorst. Hij blijkt een calcium van 3.2 mmol/L te hebben (albumine 39 mg/L). Het PTH is laag-normaal.
Stel dat hij geen vitamine D neemt.
Welk onderzoek zal nu het meest waarschijnlijk afwijkend zijn?
A
25-hydroxyvitamine D
B
ACE
C
M-proteine
D
CT-skelet
Slide 36 - Quizvraag
U ziet als huisarts een 74-jarige man met ontzettende dorst. Hij blijkt een calcium van 3.2 mmol/L te hebben (albumine 39 mg/L). Het PTH is normaal.
Stel dat hij geen vitamine D neemt.
Welk onderzoek zal nu het meest waarschijnlijk afwijkend zijn?
A
25-hydroxyvitamine D
B
ACE
C
M-proteine
D
CT-skelet
Slide 37 - Quizvraag
Wat is de meest voorkomende oorzaak van hypercalciemie?
A
Primaire hyperparathyreoidie
B
Maligniteit
C
Sarcoidose
D
Vit D suppletie
Slide 38 - Quizvraag
Hypercalciemie
Diagnostiek:
Albumine
PTH
Vitamine D
overig (denk vooral aan maligniteit)
Slide 39 - Tekstslide
Leerpunten
Bij natrium ALTIJD glucose willen weten
Bij calcium ALTIJD albumine willen weten
Urine-onderzoek zeer behulpzaam (fractionele kalium excretie, natrium icm osmolaliteit)
Afwijkend kalium? ECG!
Denk aan elektrolytstoornissen bij 'onbegrepen' spierklachten, misselijkheid, verwardheid (/psychose), neurologische uitval, ritmestoornissen
Slide 40 - Tekstslide
Literatuur
Uptodate: "Evaluation of the adult patient with hypokalemia"; "Diagnostic approach to hypocalcemia"; "Diagnostic approach to hypercalcemia"
NIV richtlijn elektroytstoornissen
Het acute boekje: hypokaliemie
BMJ, Diagnosis and management of hypocalcaemia. 2008;336:1298