Hoofdstuk 4: wetenschap

Hoofdstuk 4: wetenschap
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijwetenschappenMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 4: wetenschap

Slide 1 - Tekstslide

  • theorie
  • vragen
  • discussie
  • koppensnellen

Slide 2 - Tekstslide

Wat is criminaliteit?
  • Criminaliteit = gedrag dat door de overheid strafbaar wordt gesteld.
  • criminaliteit is relatief = het verschilt per tijd en per samenleving

Overal gelden andere normen en daarmee is criminaliteit  dus plaats- en tijdgebonden.

Slide 3 - Tekstslide

Leg het verband tussen de cultuur van een samenleving en de criminaliteit.

Slide 4 - Open vraag

Dit was vroeger niet strafbaar in Nederland maar nu wel.
A
homoseksualiteit
B
consumptie van softdrugs
C
hacken
D
trouwen

Slide 5 - Quizvraag

In Frankrijk mag je je varken niet Napoleon noemen.
A
Dit is tijdgebonden
B
Dit is plaatsgebonden

Slide 6 - Quizvraag

In Nederland mocht men voorheen overal roken (bv. in restaurants en het ov)
A
Dit is tijdgebonden
B
Dit is plaatsgebonden.

Slide 7 - Quizvraag

Discussie
Er zijn samenlevingen waarin bepaald gedrag als crimineel gedrag wordt beschouwd. Zo worden in China de Oeigoeren die de islam als geloof aanhangen vanwege hun religie in zogenaamde ´hervoedingskampen´ gestopt.

Hoe kijk jij naar het middels een wetgeving rechtvaardigen van het schenden van mensenrechten?

Slide 8 - Tekstslide

Discussie
samenlevingen verschillen ook van cultuur. Zo is het in India zo dat koeien overal en altijd voorrang krijgen. Dit is omdat zij als heilig worden beschouwd. 

Vind jij dat de dominante cultuur van een land leidend moet zijn in de wetgeving van de samenleving?

Slide 9 - Tekstslide

4.2: Eisen

Slide 10 - Tekstslide

schema
  • theorie

  • filmpje

  • theorie

  • koppensnellen

Slide 11 - Tekstslide

wetenschappelijk onderzoek
  • Van belang dat er sprake is van echter, ware kennis en niet van toevallige dagelijkse waarneming.
  • Onderzoekers moeten afstand kunnen nemen van hun eigen voorkeuren en mensbeelden.
  • Het onderzoek moet dus in feite onbevooroordeeld zijn.

Slide 12 - Tekstslide

eisen
Er gelden eisen waaraan een wetenschappelijk onderzoek moet voldoen:
  • Betrouwbaarheid
  • validiteit
  • representativiteit
  • generaliseerbaarheid
  • transparantie

Slide 13 - Tekstslide

betrouwbaarheid
Wanneer is een onderzoek betrouwbaar?
  • Herhaling van het onderzoek levert dezelfde resultaten op.
  • Het mag niet uitmaken wie het onderzoek uitvoert.

bv. Een proefpersoon doet mee aan een IQ test en haalt de ene keer 107 en de andere keer 135. Dit is niet betrouwbaar.

Slide 14 - Tekstslide

validiteit
Wanneer is een onderzoek valide?
  • Er moet gemeten worden met helder omschreven standaarden die verantwoord kunnen worden op basis van eerder onderzoek.

m.a.w.
Als er iets onderzocht wordt moet er duidelijk zijn wat de definitie is van wat er wordt onderzocht en deze moet gebaseerd zijn op eerder gedaan onderzoek.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

representativiteit
Bij een onderzoek wordt niet ´iedereen of alles´ onderzocht maar worden er steekproeven gehouden.
wanneer is een onderzoek representatief?
  • De steekproef is een dwarsdoorsnede  van de totale groep die wordt onderzocht. 
m.a.w.
alle kenmerken van de groep moet worden meegenomen in de steekproef bij het onderzoek. Als jij wilt weten hoe een lasagne smaakt neem je alle lagen mee anders is jouw oordeel niet representatief.

Slide 17 - Tekstslide

representativiteit
Steekproeven moeten aselect zijn:
Er mag vooraf geen selectie plaatsvinden van de te onderzoeken kenmerken. De dwarsdoorsnede moet blind gemaakt worden.

Slide 18 - Tekstslide

generaliseerbaarheid
Wanneer is een onderzoek generaliseerbaar?
  • De steekproef moet ook gegevens opleveren die gelden voor het overige deel (dat niet mee deed met het in het onderzoek).
m.a.w.
het gaat er dus om in hoeverre de eigenschappen die in de steekproef gevonden zijn gelden voor de hele groep/populatie.

Slide 19 - Tekstslide

Transparantie
Wanneer is een onderzoek transparant?
  • wetenschappers moeten helder zijn over hun manier van onderzoek doen, verzamelde gegevens en analyse.

  • Het onderzoek moet zo veel mogelijk doorzichtig en openbaar worden gemaakt. Zo kan er worden gecontroleerd of er de juiste conclusies zijn getrokken.

Slide 20 - Tekstslide

4.2: Eisen

Slide 21 - Tekstslide

  • herhaling (kahoot)

  • theorie

  • koppensnellen


Slide 22 - Tekstslide

herhaling
We gaan de stof van vorige week herhalen met een quiz.

Slide 23 - Tekstslide

wetenschapsfilosofie
Wetenschappers en filosofen voeren een voortdurend debat over wat 'ware kennis' nu precies is.

hieruit zijn twee hoofdrichtingen te onderscheiden:

Slide 24 - Tekstslide

empirisme
het empirisme = Alle ware kennis komt voort uit waarnemingen, uit de 'buitenwereld'.

bv. door het observeren van kleuters wordt er geconcludeerd hoe de omgang en interactie tussen hen zich plaatsvindt en wordt gevormd.

Slide 25 - Tekstslide

rationalisme
het rationalisme = Ware kennis komt voort uit de Rede, de ratio, het verstand; de buitenwereld is chaotisch, daarom zijn intelligentie en verstand nodig om orde te creëren.

Hierbij gaat het niet om observeren maar om het beredeneren en het gebruik maken van het verstand.

Slide 26 - Tekstslide

falsifiëren
  • Volgende de Duitse wetenschapper Karl Popper is het bij het empirisme lastig te bewijzen dat een theorie volledig is/klopt.
  • Popper stelt dat wetenschappers op zoek moeten naar waarnemingen die hun theorie ontkracht. (= falsifiëren)
  • De theorie moet dus zo worden opgesteld dat deze kan worden ontkracht.

Slide 27 - Tekstslide

Kritiek op Popper
  • Popper meende dat door falsifiëren de wetenschappelijke kennis steeds toeneemt en men op deze manier dichtbij de waarheid kwam.
  • Thomas Kuhn (Amerikaan) stelde dat wetenschap niet alleen lineair proces van toename van kennis is.
m.a.w.
Er kan ook nieuwe kennis ontstaan en er is dus niet alleen sprake van voortborduren op bestaande kennis. Een heel andere manier van denken en onderzoek doen  kan zorgen voor nieuwe kennis ('out-of-the-box').

Slide 28 - Tekstslide

paradigma
  • Een paradigma is simpel gezegd het referentiekader van een onderzoeker, een soort wetenschappelijke ideologie.
  • Volgens o.a. Kuhn is het belangrijk om 'outside-the-box' te denken. Door vast te houden aan een paradigma kan je niet of lastig tot nieuwe en radicale ontdekkingen en kennis komen.
(vb. de aarde draait om de zon)

Slide 29 - Tekstslide

koppensnellen

Slide 30 - Tekstslide