Basisstof 5, les 2

1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide


Check in?
A
groene smiley
B
rode smiley
C
oranje smiley

Slide 2 - Quizvraag

Lesvragen:

  • Het Dierenrijk kan ingedeeld worden in de volgende stammen...
  • Bij deze indeling let ik op de kenmerken .....
  • De kenmerken van gewervelde dieren zijn...

Programma:

  • Check je kennis
  • Uitleg basisstof 5
  • Maken basisstof 5
  • Klaaropdracht: planten encyclopedie (gebruik de plantenpers)

Slide 3 - Tekstslide

Organismen worden onder verdeeld (geordend) in 4 groepen (of rijken). Een rijk kan weer verder worden verdeeld in stammen. Bij het ordenen worden kenmerken van cellen gebruikt. Deze kenmerken zijn:
celkernen, celwanden en bladgroenkorrels

Bacterieen zijn de enige groep die geen celkern bezit.
Bacterieen zijn ééncellig: ze bestaan maar uit een cel. 

Bacterien planten zich voort door deling: de cel deelt zich en er ontstaan dan twee kleinere cellen. Deze cellen groeien snel tot ze even groot zijn als de oorspronkelijke cel.

Bacterieen klinken vies maar ze kunnen ook heel nuttig zijn. Zo worden er bacterieen gebruik voor het mken van voedingsmiddelen bijvoorbeeld voor yoghurt. Ook in ons lichaam hebben we goede bacterieen. Als je geen bacterieen in je darmen zou hebben, zou je bijvoorbeeld sterk vermageren. 
Daarnaast ruimen bacterien in de natuur dode organisme op, ze voeden zich hier namelijk mee.

Ziekten die worden veroorzaakt door bacterieen zijn er natuurlijk ook. Deze ziekten kunnen vaak bestreden worden met antibiotica (pencilline)
video bacteriën
Schimmels hebben celkernen in de cellen.
Omn de cellen zitten celwanden.
Schimmels hebben geen bladgroenkorrels.
Schimmels zijn opgebouwd uit lange, dunne draden: de schimmeldraden.  Op een beschimmelde boterham kun je de schimmeldraden, als pluis zien. 

Schimmels planten zich voort door middel van sporen. Sporen kunnen onstaan aan het eind van de schimmeldraden die omhoog groeien.

De meeste schimmels voeden zich met dode resten van organismen. Een belangrijke functie van schimmels is de resten van dode organismen opruimen inn de natuur. 

Schimmels kunnen ook voedsel bederven of ziekten veroorzaken bij mensen, plant en dieren. Een bekend voorbeeld is zwemmerseczeem. 
Daarnaast worden er ook schimmels gebruikt voor het maken van voedingsmiddelen zoals: brood, bier, wijn of schimmelkaas.
Het plantenrijk, is de enige groep organismen waarvan de cellen bladgroenkorrels bevatten.

Het plantenrijk kan je verder verdelen in twee stammen: sporenplanten en zaadplanten.
Bij de indeling van deze twee stammen gebruiken we de manier van voortplanting als kenmerk. 

Sporenplanten: planten zich voort door middel van sporen, Deze planten hebben geen bloemen. Er zijn twee soorten sporenplanten: mossen en varens. 
Bij mossen ontstaan de sporen in sporendoosjes, die op een stengel boven de bladeren uit steken.
Bij varens ontstaan de sporen in sporenhoopjes aan de onderkant van de bladeren.

Zaadplanten: Bij zaadplanten vindt voortplanting plaats door middel van zaden. De zaden ontstaan in bloemen. De meeste planten die je kent, zijn zaadplanten.
Het plantenrijk is verder opgedeeld in twee stammen:
1. Sporenplanten
2. Zaadplanten
1. 
2. 
Het dierenrijk wordt in veel stammen verdeeld bij deze indeling kijk je naar de symmetrie en het skelet

Slide 4 - Tekstslide

Uitleg Ordenen Dierenrijk
1. Skelet

in- uitwendig
pantser
schelp
2. Symmetrie

Tweezijdig
Veelzijdig
Niet-symmetrisch
Symmetrie:
Sokmmige voorwerpen kun je verdelen in twee helften, zodat allebei de helften precies elkaars spiegelbeeld zijn. Dit noem je symmetrisch. 
Veel dieren hebben stevige delen in hun lichaam.
Deze stevige delen bieden stevigheid en bescherming. We noemen deze stevige delen het skelet van het dier.

Een skelet kan aan de buitenkant zitten, een uitwendig skelet (bijvoorbeeld een schelp van een slak), of aan de binnenkant : een inwendig skelet(bij mensen)

Slide 5 - Tekstslide

De symmetrie van dit dier is?
A
tweezijdig
B
veelzijdig
C
eenzijdig
D
a-symmetrisch

Slide 6 - Quizvraag

Waar kijken we naar bij de indeling van dieren?
A
Symmetrie en levenswijze
B
Leefomgeving en skelet
C
Vorm en symmetrie
D
Symmetrie en skelet

Slide 7 - Quizvraag

Welke symmetrie heeft een kikker?
A
Tweezijdig
B
Veelzijdig
C
Niet symmetrisch

Slide 8 - Quizvraag

Een naaktslak heeft
A
geen skelet
B
inwendig skelet
C
uitwendig skelet

Slide 9 - Quizvraag

De symmetrie van dit dier is?
A
tweezijdig
B
veelzijdig
C
eenzijdig
D
a-symmetrisch

Slide 10 - Quizvraag


A
inwendig skelet
B
uitwendig skelet
C
geen skelet

Slide 11 - Quizvraag


A
inwendig skelet
B
uitwendig skelet
C
geen skelet

Slide 12 - Quizvraag


Welke symmetrie past bij deze spin?
A
Veelzijdig symmetrisch
B
Tweezijdig symmetrisch
C
Niet symmetrisch

Slide 13 - Quizvraag

Een slang heeft
A
geen skelet
B
inwendig skelet
C
uitwendig skelet

Slide 14 - Quizvraag

Een mier heeft ..
A
Inwendig skelet
B
Uitwendig skelet
C
Geen skelet

Slide 15 - Quizvraag

Spel (herhaling vorige les)
  • Een leerling neemt een organisme in gedachten
  • Tip gebruik het tabel op blz. 90  en 100 van je tekstboek
  • 3 leerlingen mogen een vraag stellen
    om achter het dier te komen
    Let op: Je mag alleen naar kenmerken 
    vragen

Slide 16 - Tekstslide

Zelfstandig werken:
  • Let op! Lees eerst de lesstof
  • Ga via de online methode naar basisstof 5
    (Magister - Leermiddelen - Biologie - Thema 4 - 4.5)



Theorie verwerken/ klaaropdracht
  • Kies ervoor of je de samenvatting wilt maken.
    Het schema staat onder bestanden in Teams.








Klaar:
  • maak een samenvatting (bijvoorbeeld in het bovenstaande schema)
  • Oefen met test jezelf van basisstof 1,2,3,4
  • Oefen met flitskaartjes van basisstof 1,2,3,4
  • Extra online oefenen
  • Klaar opdracht plantenencyclopedie tip gebruik de plantenpers
Basisstof 1
(4.1)
Opdracht:
15 t/m 21

Slide 17 - Tekstslide

2. Klaaropdracht plantenencyclopedie
  • Net als in opdracht 14 (blz. 90 werkboek), ga je afbeeldingen en een omschrijving van planten geven.

  • Zoek in jouw tuin/ omgeving 4 verschillende planten op
    (probeer ook een sporenplant te vinden). Maak een foto van deze planten.

  • Upload de foto's en plak ze in een PowerPoint of Word bestand.
    Typ bij iedere plant een korte omschrijving (naam (zoek ook de Latijnse naam op)/ waar heb je de plant gevonden/ is het een sporen of een zaadplant)

Slide 18 - Tekstslide