Fictie en Poézie les 5: Beeldspraak

1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Vorige les
Beeldspraak
Metafoor
Personificatie
Metonymia

Slide 2 - Tekstslide

Deze les
Vergelijking met als
Vergelijking zonder als
object
beeld

Slide 3 - Tekstslide

Bram is de wandelende encyclopedie van de klas.
A
Metafoor
B
Personificatie
C
Metonymie
D
Geen van allen

Slide 4 - Quizvraag

Alle koppen tellen.
A
Metafoor
B
Personificatie
C
Metonymie
D
geen van allen.

Slide 5 - Quizvraag

De telefoon slaapt op het nachtkastje.
A
Metafoor
B
Personificatie
C
Metonymie
D
Geen van allen

Slide 6 - Quizvraag

Slide 7 - Video

Vergelijking met als
  • Bij een vergelijking met als, worden er twee dingen met elkaar vergeleken. 
  • Als-vergelijking: het object en het beeld worden beide genoemd en met elkaar verbonden door (zo)als.

  • De vijand kwam als een dief in de nacht.
  • Lachen als een boer die kiespijn heeft.
  • Hij ging er als een haas vandoor.
  • Zo rood als wijn.

  • Zijn mond: gapend als een vis.


Slide 8 - Tekstslide

Vergelijking zonder als
  • vergelijking: tussen object en beeld staat geen verbindingswoord:
  • Kom, leg uw hand op dit papier, mijn huid.
  • Het water is ijskoud.
  • Zij heeft een hart van goud.

Slide 9 - Tekstslide

Opdracht
Op de volgende slide staat een gedicht. Haal de vergelijkingen, de personificatie en metaforen uit het gedicht.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Welke vergelijkingen met als heb je gevonden?

Slide 12 - Open vraag

Welke personificaties heb je gevonden?

Slide 13 - Open vraag

Welke vergelijkingen zonder als heb je gevonden?

Slide 14 - Open vraag

Welke metaforen heb je gevonden?

Slide 15 - Open vraag

Schrijf van onderstaande dichtregel van H. Gorter de vorm van beeldspraak die er in voorkomt, het object en het beeld op.

'De dag gaat open als een gouden roos'

Slide 16 - Open vraag

Schrijf van onderstaande voorbeelden de vorm van beeldspraak die er in voorkomt het object en het beeld op.
'Zij bloosde als vuur'

Slide 17 - Open vraag

Schrijf van onderstaande voorbeelden de vorm van beeldspraak die er in voorkomt het object en het beeld op.
'Hij is zo sterk als een leeuw'

Slide 18 - Open vraag

Schrijf van onderstaande voorbeelden de vorm van beeldspraak die er in voorkomt het object en het beeld op.
'Mijn geheugen is als een Zeef'

Slide 19 - Open vraag

Schrijf van onderstaande voorbeelden de vorm van beeldspraak die er in voorkomt het object en het beeld op.
'Het nieuws ging als een lopend vuurtje door de stad. '

Slide 20 - Open vraag

Hieronder vind je een zin met een vergelijking. Schrijf alle drie de componenten (object, beeld, verbindingswoord) op. Het verbindingswoord kan ontbreken (vergelijking zonder als).
'Een engel van een kind.'

Slide 21 - Open vraag

Hieronder vind je een zin met een vergelijking. Schrijf alle drie de componenten (object, beeld, verbindingswoord) op. Het verbindingswoord kan ontbreken (vergelijking zonder als).
'Nadat hij geschrokken was zag hij zo wit als een doek.'

Slide 22 - Open vraag

Hieronder vind je een zin met een vergelijking. Schrijf alle drie de componenten (object, beeld, verbindingswoord) op. Het verbindingswoord kan ontbreken (vergelijking zonder als).
'Venus is van koper'

Slide 23 - Open vraag

Lees onderstaande strofe uit het gedicht Kindergedachten. Er is een personificatie aanwezig in deze strofe. Schrijf deze op op slide 20. Wat zal de schrijver bedoelen met deze personificatie?


Het regent, - o wat regent het!
Ik hoor het uit mijn warme bed,
Ik hoor de regen zingen,-

Het regent, regent dat het giet-
Dat niemand daar nou iets van ziet
Van al die donkre dingen!

Eerste strofe van Kindergedachten van C.S. Adama van Scheltema


Slide 24 - Tekstslide

Welke personificatie is in het gedicht aanwezig? Wat zal de schrijver bedoelen met deze personificatie?

Slide 25 - Open vraag

In de eerste strofe van het gedicht van Slauerhoff (zie onderstaand) staat beeldspraak. Schrijf het object en het beeld op in slide 22.

Woningloze

Alleen in mijn gedichten kan ik wonen,
Nooit vond ik ergens anders onderdak
Voor de eigenhaard gevoelde ik nooit een zwak,
Een tent werd door de stormwind meegenomen.

Door: J. Slauerhoff

Slide 26 - Tekstslide

Schrijf het object en het beeld op van de beeldspraak die je gevonden hebt in het gedicht van Slauerhoff

Slide 27 - Open vraag

Opdracht/huiswerk 
Neem een personage uit je boek en ga deze, door rijm te gebruiken, beschrijven. Je mag bijvoorbeeld van je personage zijn/haar uiterlijk benoemen. Ook mag je beschrijven waar het boek over gaat. Zorg dat je rijmpje uit minimaal 8 regels bestaat. Maak ook een rijmschema.

In Wonder lees ik met plezier,                                           A
Over Auggie, dat bijzondere dier.                                    A
Met een gezichtje niet alledaags,                                   B
Beleeft hij avonturen, maar altijd als een baas.        B

Hij maakt vrienden, groot en klein,                         C
En leert ons allen, blij te zijn.                                      C
Met humor en moed, vol van pracht,                      D
Is Wonder een boek dat ons lachen lacht.           D




Slide 28 - Tekstslide