In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Nederlands Fictie & poëzie
Les: beeldspraak in gedichten
VWO 3 P4 2022-2023
Slide 1 - Tekstslide
Vorige lessen ...
... heb je geleerd wat beeldspraak is en hoe je beeldspraak kunt herkennen en benoemen.
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Video
Aan het eind van deze les ...
... kun je beeldspraak in gedichten herkennen en benoemen.
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Welke vergelijkingen met als heb je gevonden?
Slide 6 - Open vraag
Welke personificaties heb je gevonden?
Slide 7 - Open vraag
Welke vergelijkingen zonder als heb je gevonden?
Slide 8 - Open vraag
Welke metaforen heb je gevonden?
Slide 9 - Open vraag
Schrijf van onderstaande dichtregel van H. Gorter de vorm van beeldspraak die er in voorkomt, het object en het beeld op.
'De dag gaat open als een gouden roos'
Slide 10 - Open vraag
Hieronder vind je een zin met een vergelijking. Schrijf alle drie de componenten (object, beeld, verbindingswoord) op. Het verbindingswoord kan ontbreken (vergelijking zonder als). 'Nadat hij geschrokken was zag hij zo wit als een doek.'
Slide 11 - Open vraag
Lees onderstaande strofe uit het gedicht Kindergedachten. Er is een personificatie aanwezig in deze strofe. Schrijf deze op op slide 20. Wat zal de schrijver bedoelen met deze personificatie?
Het regent, - o wat regent het!
Ik hoor het uit mijn warme bed, Ik hoor de regen zingen,- Het regent, regent dat het giet- Dat niemand daar nou iets van ziet Van al die donkre dingen!
Eerste strofe van Kindergedachten van C.S. Adama van Scheltema
Slide 12 - Tekstslide
Welke personificatie is in het gedicht aanwezig? Wat zal de schrijver bedoelen met deze personificatie?
Slide 13 - Open vraag
In regel 1 en 2 van Het kind en ik wordt een vergelijking gemaakt. Hierbij wordt het object weggelaten en enkel het beeld genoemd. Hoe heet deze vorm van beeldspraak? Over welk beelden hebben we het hier en wat zijn de objecten? Vul dit in op slide 24.
Het kind en ik
1 Wanneer des nachts de donkre vogels komen 2 en ons weer wekken met hun stalen stem, 3 roept hij heel zacht mijn naam en zeg ik hem 4 dat het weer nacht is en wij samen dromen.
Koos Schuur, Herfst, Hoos en Hagel. De Bezige Bij, Amsterdam 1946.
Slide 14 - Tekstslide
Hoe heet deze vorm van beeldspraak? Over welk beelden hebben we het hier en wat zijn de objecten?
Slide 15 - Open vraag
Geef een voorbeeld uit het gedicht Changement de decor van een vergelijking met een verbindingswoord. Leg uit welk object en welk beeld met elkaar vergeleken worden. Noteer ook het verbindingswoord. Vul de antwoorden in op slide 26.
Changement de decor
1 Zodra de dag als een dreigbrief 2 in mijn kamer wordt geschoven 3 worden de rode zegels van de droom 4 door snelle messen zonlicht losgebroken
5 huizen slaan traag hun bittere ogen op 6 en sterren vallen doodsbleek uit hun banen
7 terwijl de zwijgende schildwachten 8 nachtdroom en dagdroom haastig 9 elkaar hun plaatsen afstaan 10 legt het vuurpeloton van de twaalf 11 nieuwe uren bedaard op mij aan.
Ellen Warmond, Proeftuin. Querido, Amsterdam 1953.
Slide 16 - Tekstslide
Geef een voorbeeld uit het gedicht Changement de decor van een vergelijking met een verbindingswoord. Leg uit welk object en welk beeld met elkaar vergeleken worden. Noteer ook het verbindingswoord.
Slide 17 - Open vraag
Welke vorm van beeldspraak in het gedicht Changement de decor kun je aanwijzen in regel 5 en 6?