Goedemorgen, mijn zon
Ik heb de hele nacht gestaard naar het plafond
En je gevoelens zijn gegoten in beton
Ik wou dat ik zo was, ik wou dat ik dat kon
Ik wou dat ik kon vallen als een vaas op je tapijt
Maar voordat ik dat kan, zet je me zo weer overeind
Maar ik barst en ik breek, tot ik me verspreek
En eerst verdringen en vergeten dan spijt
In een
vergelijking staan twee dingen naast elkaar die op elkaar lijken: het object (o) en het beeld (b): De verkoop van deze mobieltjes (o) loopt als een trein (o).
Tussen object en beeld is een overeenkomst: ‘gaat heel snel’. Er staat een verbindingswoord tussen object en beeld: als. Andere verbindingswoorden zijn: zo … als, lijkt wel, is net, een … van een ….