Bij binnenkomst kregen de Nederlanders te horen dat Groß-Rosen 'neunzig Tage' betekende. Dat is Duits voor 90 dagen. Dit was volgens het SS programma in ieder werkkamp hetzelfde. Daarmee werd bedoeld dat door de SS verwacht werd dat de voor slavenarbeid ingedeelde gevangenen maximaal negentig dagen in leven bleven. In de praktijk stierven de meeste Nederlanders binnen enkele weken, maar een aantal bleef drie tot vier maanden in leven, één zelfs zes maanden.[bron?]
In augustus 1942 veranderde het beleid in dat men de gevangenen langer in leven wilde houden om ze als slaven in de oorlogsindustrie te kunnen gebruiken. Degenen die te zwak waren om te werken, maar nog te lang in leven dreigden te blijven, werden met zogenaamde Invalidentransporten naar Dachau afgevoerd, waar de totaal uitgemergelde mensen (40 kg) zowel bij gevangenen als SS-bewaking grote verbijstering wekten. Door deze transporten hebben enkele Nederlanders deze periode in dit kamp overleefd.
Vanaf 1943 zijn enige honderden Nederlandse Joden in Groß-Rosen om het leven gekomen. Aan het eind van de oorlog kwamen er gevangenen uit andere geëvacueerde kampen, zoals Joden uit Auschwitz, in Groß-Rosen. Ondanks het korte verblijf was dit voor velen de meest dramatische periode van hun gevangenschap.