Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
les 8 14 oktober Sterke werkwoorden met een a en e in de stam WEM
Willkommen
Klasse 10
Donnerstag, den 14. Oktober
Herbst
1 / 42
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Duits
Middelbare school
mavo
Leerjaar 4
In deze les zitten
42 slides
, met
interactieve quizzen
,
tekstslides
en
1 video
.
Lesduur is:
60 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Willkommen
Klasse 10
Donnerstag, den 14. Oktober
Herbst
Slide 1 - Tekstslide
Was machen wir heute?
-sterke werkwoorden
-naamvallen oefenen
-tekst KB Cito
Herbst
Slide 2 - Tekstslide
met een -a-/-e- in de stam
Sterke werkwoorden
Herbst
Slide 3 - Tekstslide
Ook in het
Nederlands
kennen we sterke werkwoorden:
Sterk worden deze werkwoorden door
een
klinkerverandering
in
de verleden tijd
Slide 4 - Tekstslide
En in het
Duits?
Naast een klinkerverandering in de verleden tijd, hebben sterke werkwoorden in het Duits ook
een klinkerverandering
in de
tegenwoordige tijd
Slide 5 - Tekstslide
Tot nu toe kende je de
zwakke werkwoorden
Die kon je vervoegen met
een ezelsbruggetje
(FE)-E-ST-T-EN-T-EN
Slide 6 - Tekstslide
Hoe zat dat ook alweer?
Eerst de
stam
van het werkwoord bepalen door
-en
eraf te halen
Daarna er de
juiste uitgang
met hulp van het ezelsbruggetje
eraan plakken
Herinner je nog?
Slide 7 - Tekstslide
Ich.... (trinken) gerne Kaffee.
Slide 8 - Open vraag
Anna .......... (kaufen) ein Geschenk
für ihre Mutter.
Slide 9 - Open vraag
Hannes und Anton ..... (warten) vor der Schule auf den Bus.
Slide 10 - Open vraag
Wat is er
nu anders
bij de
sterke werkwoorden
?
Sterke werkwoorden krijgen in sommige vormen
een klinkerverandering in de stam
Slide 11 - Tekstslide
Dan is er een
klinkerverandering
a -> ä
au -> äu
korte e -> i
lange e -> ie
Slide 12 - Tekstslide
Let op!
De meeste werkwoorden die
in het Nederlands sterk
zijn, zijn ook
in het Duits sterk!
Slide 13 - Tekstslide
Voorbeeld
De vertaling van '
hij rijdt
' (rijden = fahren):
1) rijden > reed >
sterk werkwoord
V
2) hij = 3e pers. EV =
er
V
3) fahren > stam: f
a
hr
V
3x 'ja' -> a > ä -> er fährt
Slide 14 - Tekstslide
Nog een voorbeeld
De vertaling van '
jij komt
' ? (ergens naartoe komen = kommen)
1) komen > kwam >
sterk werkwoord
V
2) jij = 2e pers. EV =
du
V
3) kommen > stam: k
o
mm
X
Niet alle punten 'ja' ->
GEEN klinkerverandering!
Slide 15 - Tekstslide
Er zijn geen regels zonder
uitzonderingen
:
gehen, stehen
->
sterk, maar
geen klinkerverandering
(er geht, er steht)
nehmen, geben
-> sterk, maar
lange e wordt i
(sie nimmt, du gibst)
stoßen
-> = stoten, sterk in het D,
geen a/e maar wel Umlaut
(du stößt, er stößt)
Slide 16 - Tekstslide
Probeer nu eens zelf
de juiste vorm
van het werkwoord te vinden
Slide 17 - Tekstslide
Du ... (fahren = rijden) jeden Tag mit dem Fahrrad zur Schule.
Slide 18 - Open vraag
Mutter ... (schlafen = slapen ) am Wochenende immer aus.
Slide 19 - Open vraag
Du ... (graben) ein Loch im Garten?
Slide 20 - Open vraag
Slide 21 - Video
Persoonlijke voornaamwoorden Duits
Slide 22 - Tekstslide
persoonlijke vnw veranderen
naar de functie in de zin
-ik
loop naar huis
ich
gehe nach Hause
ik/ ich = het onderwerp (functie)
Slide 23 - Tekstslide
-ik geef (aan)
hem
bloemen (functie?)
ich schenke
ihm
Blumen
-ik zie
hem
. (functie?)
ich sehe
ihn
Slide 24 - Tekstslide
Dus... pers vnw veranderen door hun functie in de zin
Slide 25 - Tekstslide
wat is het voor zinsdeel?
Stel je zelf de vraag...
onderwerp? = 1e
meewerkend voorwerp= 3e
lijd. vw = 4e
Slide 26 - Tekstslide
Ik
heb t aan
hem
gegeven!- Ich habe es ..... gegeben!
Slide 27 - Tekstslide
Hij
heeft
het
gezien.- .... hat ... gesehen.
Slide 28 - Tekstslide
Zij
helpt
hem
- .... hilft ....
Slide 29 - Tekstslide
Jullie
hebben t
hun
verteld- .... habt es ..... erzählt.
Slide 30 - Tekstslide
Voorzetsels die vertellen welke naamval!
de vz +3 = aus, bei, mit, nach, von , zu, seit
de vz +4= durch, für, gegen, ohne, um, bis
Slide 31 - Tekstslide
de vz +3=
mit,nach,bei,seit,von, zu
Ik
kom naar
jou.
... komme zu ..... (jij/jouw)
Wij
gaan met
haar
.
... gehen mit .... (zij/haar)
Slide 32 - Tekstslide
de vz +4
= bis, durch, für, gegen, ohne, um
Ik
heb dat voor
jou
gedaan.
.... habe das für .... getan.
Hij
kan niet zonder
jou
leven.
.... kann nicht ohne .... leben!
Slide 33 - Tekstslide
Ich habe ein Geschenk für (jullie) .................. mitgebracht.
Slide 34 - Open vraag
Du bist nach (hem) .................. an der Reihe.
Slide 35 - Open vraag
Ella fährt nicht ohne (jouw) .................. nach Hause.
Slide 36 - Open vraag
Morgen spielt die Mannschaft PSV gegen (mij) ......................
Slide 37 - Open vraag
Klaus schickt (haar) .................. eine Whatsappnachricht.
Slide 38 - Open vraag
Ich habe für (haar) .................. eine Ausnahme gemacht, weil sie krank ist.
Slide 39 - Open vraag
Hausaufgaben
-lernen Lernliste D/N und N/D
-lernen Grammatik A und B
Herbst
Slide 40 - Tekstslide
Slide 41 - Tekstslide
Slide 42 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
Sterke werkwoorden Duits
December 2021
- Les met
36 slides
Duits
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3
Sterke werkwoorden Duits
Oktober 2021
- Les met
43 slides
Duits
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3
Sterke werkwoorden Duits
Januari 2020
- Les met
39 slides
Duits
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3
Sterke werkwoorden met een a in de stam WEM
Februari 2023
- Les met
24 slides
Duits
Middelbare school
mavo, vwo
Leerjaar 2,3
Sterke werkwoorden met een a en e in de stam WEM
September 2022
- Les met
25 slides
Duits
Middelbare school
mavo, vwo
Leerjaar 2,3
2B/2G Bijles 2 Sterke werkwoorden met een a en e in de stam
Mei 2021
- Les met
25 slides
Duits
Middelbare school
mavo, vwo
Leerjaar 2,3
Sterke werkwoorden met een a LES 3M1DU 8-5-2020
Mei 2020
- Les met
26 slides
Duits
Middelbare school
vmbo t, mavo, vwo
Leerjaar 2,3
Sterke werkwoorden Duits H3
November 2022
- Les met
30 slides
Duits
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3