Aan elkaar of los en bijv.nw.

Wat gaan we doen deze les?
  1. Aan elkaar of los (uitleg + oefenen)
  2. Bijvoeglijk naamwoord (uitleg + oefenen)
...zelfstandig werken in het boek

Aan het einde van de les:
  • schrijf je woorden juist: aan elkaar of los;
  • spel je bijvoeglijke naamwoorden juist.
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Wat gaan we doen deze les?
  1. Aan elkaar of los (uitleg + oefenen)
  2. Bijvoeglijk naamwoord (uitleg + oefenen)
...zelfstandig werken in het boek

Aan het einde van de les:
  • schrijf je woorden juist: aan elkaar of los;
  • spel je bijvoeglijke naamwoorden juist.

Slide 1 - Tekstslide

Meervoud

man - mannen
huis - huizen
zee - zeeën
cadeau - cadeaus
risico - risico's
wc - wc's
Tussenletters

bandenspanning
horlogemaker
groentesoep
zonnestelsel
geluidssterkte
stadscentrum
Tekens bij woorden

agenda's
mbo'er
A4'tje
officiële
coupé
voor- en achterkant

Slide 2 - Tekstslide

Woorden die je aan elkaar schrijft:
  • Samenstellingen van twee of meer woorden
    eindexamen, werkplaatschef, langetermijnplanning
  • Woorden met er-, hier-, daar- en waar- plus een voorzetsel
    erop, hierin, daarbij, waarvan
  • Werkwoorden die beginnen met voorzetsels
    binnenlaten, opmerken, uitgevonden 

Slide 3 - Tekstslide

Je zet een koppelteken tussen twee woorden als:
  • het woord begint met de voorvoegsels niet-, non-, oud-, ex- 
    niet-rokers, non-actief, oud-bondscoach, ex-vriend
  • de uitspraak anders onduidelijk is
    auto-onderdelen, toe-eigenen
  • een deel van de samenstelling bestaat uit letters, cijfers of tekens
    mbo-opleiding, 18-jarige, 3D-printer, €-teken
  • het een samengestelde aardrijkskundige naam of afleiding is
    Noord-Amerika, Oost-Europese
  • ze een vaste combinatie zijn
    huis-aan-huisblad, kant-en-klaarmaaltijd, mond-op-mondbeademing

Slide 4 - Tekstslide

Welke woorden moeten aan elkaar? Schrijf het woord goed.

De post bezorger komt elke dag om precies dezelfde tijd.

Slide 5 - Open vraag

Welke woorden moeten aan elkaar? Schrijf het woord goed.

De ex aanvoerder van het voetbalteam zit nog elke wedstrijd in het publiek.

Slide 6 - Open vraag

Welke woorden moeten aan elkaar? Schrijf het woord goed.

Omdat ik laat terug was van werk, kocht ik een kant en klaar maaltijd.

Slide 7 - Open vraag

Welke woorden moeten aan elkaar? Schrijf het woord goed.

Ik wil later werken in de keuken van een vijf sterrenhotel.

Slide 8 - Open vraag

Welke woorden moeten aan elkaar? Schrijf de woorden goed.

Vanmiddag brengt de milieu inspecteur een bezoek aan ons filiaal in Zuid Holland.

Slide 9 - Open vraag

Welke woorden moeten aan elkaar? Schrijf het woord goed.

Dat bedrijf werkt het liefst met mbo stagiaires die graag de handen uit de mouwen steken.

Slide 10 - Open vraag

Welke woorden moeten aan elkaar? Schrijf het woord goed.

Worden mijn gewerkte uren elke week ingevoerd door de leiding gevende?

Slide 11 - Open vraag

Welke woorden moeten aan elkaar? Schrijf de woorden goed.

Die 3D printer hebben we gekregen van een oud medewerker.

Slide 12 - Open vraag

Bijvoeglijk naamwoord
Bij een zelfstandig naamwoord kan een bijvoeglijk naamwoord horen. De meeste bijvoeglijke naamwoorden hebben een korte en een lange vorm.





Gebruik de korte vorm:
  • als het bijvoeglijk naamwoord achter het zelfstandig naamwoord staat;
  • bij het-woorden waar je een voor zet.



modern
het kapsel is modern
het moderne kapsel
scherp
de uitlaat is kapot
de kapotte uitlaat
duur
het cadeau is duur
het dure cadeau
waardeloos
de uitzending is waardeloos
de waardeloze uitzending
gaaf
het gebit is gaaf
het gave gebit

Slide 13 - Tekstslide

Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord zegt waarvan iets gemaakt is.

Veel stoffen eindigen op -en:
een houten snijplank, het ijzeren hek
Moderne stoffen krijgen meestal geen -en:
een polyester sportbroek, een nylon panty

Slide 14 - Tekstslide

Werkwoorden als bijvoeglijk naamwoord
Blz. 283

Slide 15 - Tekstslide

Woon jij in dat ............... gebouw in het centrum?
A
hoog
B
hoge

Slide 16 - Quizvraag

Vanochtend kreeg mijn collega een ............... bericht.
A
vervelend
B
vervelende

Slide 17 - Quizvraag

Dat ............... café aan de haven zoekt nog personeel.
A
klein
B
kleine

Slide 18 - Quizvraag

Shiva maakte voor ons een ............... gerecht.
A
Indiaas
B
Indiase

Slide 19 - Quizvraag

Mijn tante vroeg een ............... (hout) bijzettafeltje voor haar verjaardag.

Slide 20 - Open vraag

Mijn broertje liet de ............... (glas) waxinelichthouders vallen.

Slide 21 - Open vraag

In je outbox staan alle ............... (verzenden) mailtjes.

Slide 22 - Open vraag

............... (kopen) artikelen mogen altijd geruild worden.

Slide 23 - Open vraag

Op ............... (vergroten) foto's zie je vaak duidelijk de pixels.

Slide 24 - Open vraag

Het ............... (besteden) bedrag kan bij de administratie gedeclareerd worden.

Slide 25 - Open vraag


Zelfstandig aan het werk

Aan elkaar of los (§3.5) en bijvoeglijk naamwoord (§3.6)
Blz. 304 t/m 309

Klaar? Nakijken en verder met NUMO.

Slide 26 - Tekstslide

Aan het einde van de les:
  • schrijf je woorden juist: aan elkaar of los;
  • spel je bijvoeglijke naamwoorden juist.

Slide 27 - Tekstslide