Havo4 hfst 1 chemisch rekenen

Havo4 hfst 1 chemisch rekenen (kort)
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Havo4 hfst 1 chemisch rekenen (kort)

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Vertel in het kort wat je nog weet van de opbouw van het periodieksysteem.

Slide 3 - Open vraag

Wat vertelt het atoomnummer in het periodieksysteem bij een element?
A
Het aantal protonen
B
Het aantal neutronen
C
Het aantal protonen + neutronen
D
Het aantal elektronen

Slide 4 - Quizvraag

Wat vertelt het massagetal in het periodieksysteem bij een element?
A
Het aantal protonen
B
Het aantal neutronen
C
Het aantal protonen + neutronen
D
Het aantal elektronen

Slide 5 - Quizvraag

Wat is een isotoop?
A
Een element met hetzelfde aantal neutronen
B
Een element met een ander aantal neutronen
C
Een element met hetzelfde aantal elektronen
D
Een element met een ander aantal elektronen

Slide 6 - Quizvraag

In de natuur komt kent chloor twee isotopen. Cl-35 en CL-37. Hoeveel neutronen heeft CL-35 en CL-37?

Slide 7 - Open vraag

Atoommodel
Schillen K,L,M, N

Schil K => 2 electronen

Slide 8 - Tekstslide

Atoommodel

Slide 9 - Tekstslide

Het atoommodel van zuurstof
Schil K is vol met 2 elektronen
Schil L is nog niet vol want we tellen 6 elektronen. Hoeveel elektronen komt zuurstof tekort om schil L vol te maken?
Verklaar de lading van het zuurstofatoom wanneer deze bindt?

Slide 10 - Tekstslide

Teken nu zelf het atoommodel van het element natrium op papier.

Slide 11 - Open vraag

Hoeveel valentie-elektronen heeft barium
A
1-
B
2-
C
1+
D
2+

Slide 12 - Quizvraag

Wat kun jij over edelgassen te vertellen? In welke groep vind je de groep in het periodieksysteem?

Slide 13 - Open vraag

Halogenen reageren zeer gemakkelijk met metalen. Geef een voorbeeld van een halogeen en vertel daarbij in welke groep de halogenen te vinden zijn.

Slide 14 - Open vraag

Schrijf de reactie met het gas fluor met magnesium tot MgF2 (s) op en vermeld de juiste fase.

Slide 15 - Open vraag

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

1 mol
N= het aantal deeltjes
n = de chemische hoeveelheid in mol [mol}
NA = het getal van Avogradro 6.02 10 tot de macht 23

1 mol bestaat uit
6.02 10 tot de macht 23 deeltjes

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Berekenen de molmassa van de chemische verbinding magnesiumoxide

Slide 20 - Open vraag

Wat is de juiste formule voor het berekenen van het aantal mol?

(20 s)
A
B
C

Slide 21 - Quizvraag

Significantie regels

- optellen en aftrekken: 

schrijf eerst alles op in dezelfde eenheid en dezelfde 10 macht --> getal niet meer decimalen dat het getal met de laagste aantal decimalen 

Slide 22 - Tekstslide

Significantie optellen en aftrekken
  • Bij + en - kijk je naar het aantal decimalen van waarden die je krijgt in de opgave (dus niet wat je zelf opschrijft!).
  • Je kijkt hierbij alleen naar meetwaarden.

  • Voorbeeld: je hebt 2 bekerglazen met in bekerglas A  0,15 mL en in bekerglas B 100 mL. Je giet alles bij elkaar hoeveel mL heb je nu? 100+0,15=100 mL

Slide 23 - Tekstslide

 Significantie regels
- Horen bij meetwaardes
 
- Bij delen en vermenigvuldigen: niet meer significantie cijfers dan het getal met de laagste hoeveelheid significantie cijfers

Slide 24 - Tekstslide

Significantie: Afronden van getallen
Afronden bij optellen en aftrekken van meetwaarden: Afronden op het minst aantal decimalen

Voorbeeld:
3,1515 + 2,1 = 5,3

Slide 25 - Tekstslide

Significantie delen en vermenigvuldigen
  • Bij x en / kijk je naar het aantal significante cijfers van waarden die je krijgt in de opgave (dus niet wat je zelf opschrijft!).
  • Je kijkt hierbij alleen naar meetwaarden.

  • Voorbeeld: je hebt 3 bekerglazen met in elk bekerglas 15,5 mL. Je giet alles bij elkaar hoeveel mL heb je nu? 3x15,5=46,5 mL

3 = telwaarde. Dit getal gebruik je niet voor afronden.
15,5 = meetwaarde. Dit getal gebruik je wel voor afronden.

Slide 26 - Tekstslide

Rond de uitkomst van de som af op het juiste aantal significante cijfers.
0,06x2,4=

Slide 27 - Open vraag

Rond de uitkomsten van de som af op het juiste aantal significante cijfers:
19,7-0,32

Slide 28 - Open vraag


Hoeveel significante cijfers bevat 
het volgende getal: 0,1023x103

Slide 29 - Open vraag

Rekenen aan gehaltes 
Massapercentage
Volumepercentage
Massa-ppm (parts per miljoen)  1/1000.000
Massa-ppb (parts per miljard) 1/ 1000.000.000

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Video

Wet van behoud van massa
Het aantal gram beginstoffen gelijk is aan het aantal gram eindstoffen.
Hierdoor is het aantal mol beginstoffen gelijk aan het aantal mol eindstoffen.
Met dit gegeven kun je rekenen aan reacties maar let op maak gebruik van het stappenplan. 

Slide 32 - Tekstslide

Stappenplan rekenen aan reacties
1) Schrijf alle gegevens op.
2) Geef de reactievergelijking en maak deze kloppend. De verhouding van het aantal mol bij de stoffen is nu bekend.
3) Bereken het aantal mol van de gegeven stof met de formule 
m (massa van de gegeven stof)
n (aantal mol)= ----------------------------------------------------
M (molmassa van de gegeven stof

Slide 33 - Tekstslide

Maak opdracht 11 a tot en met d
van pag 49 uit boek 4a. 

Vraag een kopie van de opgave.

Succes

Slide 34 - Tekstslide

Vervolg stappenplan rekenen
Nadat je het aantal mol van de gegeven stof hebt berekend, kun je verder rekenen.

4) reken de hoeveelheid uit let op de molverhouding, gevraagde grootheid en eenheid. Schrijf deze altijd op!
5) Controleer de significantie. Doe dit altijd!

Slide 35 - Tekstslide