2K grammatica C voorzetsel en bijwoord

Welkom bij Nederlands!
Telefoon thuis of in de kluis
Op tafel: leesboek + boek KERN, schrift, pen (of etui)

Kauwgum in de prullenbak
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Welkom bij Nederlands!
Telefoon thuis of in de kluis
Op tafel: leesboek + boek KERN, schrift, pen (of etui)

Kauwgum in de prullenbak

Slide 1 - Tekstslide

boek lezen 
timer
10:00

Slide 2 - Tekstslide

Vandaag
Huiswerk bespreken
blooket voornaamwoorden
Korte pauze
grammatica C voorzetsel en bijwoord
maken/huiswerk
Einde les 

Slide 3 - Tekstslide

Lesdoel 

Lesdoel:
  • Je leer hoe je voornaamwoorden herkent in een zin.
  • Je leert hoe je voorzetsels en bijwoorden herkent in een zin



Slide 4 - Tekstslide

Huiswerk bespreken
Maak blz 96-97,opdracht 4 tot en met 9
timer
5:00

Slide 5 - Tekstslide

voornaamwoorden 
Blooket

Slide 6 - Tekstslide

Korte pauze.......
timer
5:00

Slide 7 - Tekstslide

voorzetsel en bijwoord

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Link

Voorzetsels

Slide 10 - Tekstslide

Eigenschappen vz


  • Ze geven een plaats, tijd of reden aan.
  • Trucje:
  • ... de kast (achter, op, voor)
  • ... het feest (tijdens, na, gedurende)



Slide 11 - Tekstslide

Wat is geen voorzetsel?
A
Tijdens
B
eerste
C
achter
D
langs

Slide 12 - Quizvraag

Wat is GEEN voorzetsel?
A
Links
B
Uit
C
Op
D
Boven

Slide 13 - Quizvraag

een bijwoord zegt iets van: 
 
1. een bijvoeglijk naamwoord
2. een werkwoord
3. een ander bijwoord
4. een hele zin

Slide 14 - Tekstslide

Een bijwoord geeft vaak extra informatie:
  1. Een werkwoord.
  2. Een ander bijwoord.
  3. Een bijvoeglijk naamwoord.
  4. De plaats.
  5. De tijd.
  1. De trein rijdt snel.
  2. De trein rijdt erg snel.
  3. De erg snelle trein. 
  4. hier, er daar, ergens, nergens, waar
  5. nu, soms, plotseling, 's morgens, gauw, wanneer

Slide 15 - Tekstslide

Binnenkort gaan we de kidsrun lopen.

Wat is het bijwoord?
A
Binnenkort
B
gaan
C
we
D
lopen

Slide 16 - Quizvraag

Anne heeft een heel slimme moeder

Wat is het bijwoord?
A
heeft
B
heel
C
slimme
D
moeder

Slide 17 - Quizvraag

Destiny fietst hard door de straat.

Wat is het bijwoord?
A
fietst
B
hard
C
door
D
straat

Slide 18 - Quizvraag

De cake moet lang in de oven

Wat is het bijwoord?
A
cake
B
moet
C
lang
D
oven

Slide 19 - Quizvraag

We krijgen morgen de sleutel van het huis.
Wat is het bijwoord?
A
sleutel
B
huis
C
morgen
D
we

Slide 20 - Quizvraag

De baby huilde hard in de haar wieg.
Wat is het bijwoord?
A
baby
B
hard
C
wieg
D
haar

Slide 21 - Quizvraag

Je hebt de verwarming erg hoog gezet.
Wat zijn de bijwoorden ?
A
verwarming, gezet
B
erg, hoog
C
verwarming, hoog
D
je, hoog

Slide 22 - Quizvraag

Maak de drillsteroefeningen van grammatica  C
timer
10:00

Slide 23 - Tekstslide

Ik weet wat de kenmerken en functie van voorzetsels en bijwoorden zijn in een zin
😒🙁😐🙂😃

Slide 24 - Poll

Ik kan bepalen welke woorden voorzetsels en bijwoorden zijn.
😒🙁😐🙂😃

Slide 25 - Poll

Huiswerk
Leer blz 166
Maak opdracht 5,6,8 en 9 (blz 98-99)

Slide 26 - Tekstslide

EINDE LES

Slide 27 - Tekstslide