4.7 Economisch beleid

Wat gaan we doen vandaag?
  • Herhaling paragraaf 4 (5 min)
  • Uitleg paragraaf 5 (15 min) 
  • zelfstandig werken (25 min)
  • Wat hebben we geleerd (5 min)
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 4

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Wat gaan we doen vandaag?
  • Herhaling paragraaf 4 (5 min)
  • Uitleg paragraaf 5 (15 min) 
  • zelfstandig werken (25 min)
  • Wat hebben we geleerd (5 min)

Slide 1 - Tekstslide

Hoofdstuk 4: Inkomen
4.7  Economisch beleid

Slide 2 - Tekstslide

Terugblik

Slide 3 - Tekstslide

Nominaal inkomen 
Het inkomen waarbij rekening is gehouden met de inflatie. 
Reëel inkomen
Het inkomendat je in euro’s verdient.

Slide 4 - Sleepvraag

Opdracht 12: Sleep de begrippen in de juiste plek van de tekst.
- Een algemene prijsstijging van goederen en diensten.
- De hoeveelheid goederen en diensten
die je met je inkomen kunt kopen.
- Het inkomen dat je in euro's verdient.
- De lonen stijgen net zo veel als de prijzen.
- Je inkomen waarbij je rekening houdt met de inflatie.
- Een algemene prijsdaling van goederen en diensten.
- De Nederlandse overheid probeert
de inflatie rond de 2% te houden.
.............................
.............................
.............................
.............................
.............................
.............................
.............................
inflatie
prijsstabiliteit
Nominaal inkomen
koopkracht
Reëel inkomen
prijscompensatie
deflatie

Slide 5 - Sleepvraag

Vraag 6
Liesbeth zegt: ‘Ik verdien al maandenlang hetzelfde inkomen. Mijn ................
 is niet veranderd. Maar door de inflatie ga ik er in ................
 op achteruit. Mijn ..............
 is door de inflatie afgenomen. Ik wil eigenlijk meer gaan verdienen, zodat ik de in prijs gestegen goederen kan betalen. Ik vind dat ik recht heb op .....................................
Gebruik: Reele inkomen/ prijscompensatie/ nominale inkomen/ koopkracht

Slide 6 - Tekstslide

Vraag 6
Liesbeth zegt: ‘Ik verdien al maandenlang hetzelfde inkomen. Mijn nominale inkomen
 is niet veranderd. Maar door de inflatie ga ik er in koopkracht
 op achteruit. Mijn reele inkomen
 is door de inflatie afgenomen. Ik wil eigenlijk meer gaan verdienen, zodat ik de in prijs gestegen goederen kan betalen. Ik vind dat ik recht heb op prijscompensatie

Slide 7 - Tekstslide

Met hoeveel % zijn het prijspeil en nominaal loon van jaar 1 t/m jaar 5 gestegen?

Slide 8 - Tekstslide

Met hoeveel % zijn het prijspeil en nominaal loon van jaar 1 t/m jaar 5 gestegen?
Prijspeil: 107-100 = 7%

NL: 105- 100= 5%

Slide 9 - Tekstslide

Hoeveel bedraagt het reele inkomen in periode jaar 1 t/m jaar 5?
Prijspeil: 107-100 = 7%
NL: 105- 100= 5%


Slide 10 - Tekstslide

Hoeveel bedraagt het reele inkomen in periode jaar 1 t/m jaar 5?
Prijspeil: 107-100 = 7%
NL: 105- 100= 5%

5 - 7 = -2%


Slide 11 - Tekstslide

Leerdoelen
- Ik kan het economisch beleid van de overheid uitleggen.

Slide 12 - Tekstslide

Planeconomie
  • GEEN marktwerking
  • Voorbeeld: Noord-Korea (vroeger Cuba en China)

Hier bepaalt de overheid bij elk bedrijf 
wat het produceert, hoeveel en tegen 
welke prijs.

Slide 13 - Tekstslide

Vrije markt Economie
             Vraag en aanbod bepalen volledig de prijs van goederen.                     De overheid grijpt NIET in met regels of wetgeving. 

Er is geen land dat helemaal een vrije markt economie heeft.
 Een overheid neemt maatregelen, vuurwerkverbod & corona maatregelen. 

Slide 14 - Tekstslide

En Nederland dan?
Veel landen zitten tussen een planeconomie en een vrije markteconomie in: 
Gemengde economie = 
Georiënteerde markteconomie

Slide 15 - Tekstslide

Georiënteerde markteconomie

Nederland heeft een Georiënteerde markteconomie
- bepalen de producenten en consumenten de productie, consumptie en prijzen, maar wel binnen grenzen die de overheid heeft gesteld

Slide 16 - Tekstslide

Voorbeelden Overheidsingrijpen Nederland 
  • minimum-maximumprijzen vaststellen
  • inkomens herverdelen middels belastingtarieven
  • minimumloon vaststellen
  • subsidies en toeslagen ( huur, zorg) te geven
  • systeem van sociale zekerheid
  • eisen stellen aan de productie op gebied van gezondheid/milieu
  • overheid zelf gaan produceren

Slide 17 - Tekstslide

Nederland opschuiven naar planeconomie


  • regulering ( meer regels)
  • nationalisatie particuliere bedrijven
Nederland opschuiven naar vrijemarkteconomie


  • deregulering ( minder regels)
  • privatisering overheidsbedrijven

Slide 18 - Tekstslide

Voordeel economische groei
  1. reële inkomens stijgen
  2. de mensen verdienen meer en betalen meer belasting

Slide 19 - Tekstslide

Economische groei wordt gestimuleerd door:
  1. beter onderwijs
  2. subsidies voor innovaties (product en proces)
  3. een lagere rente
  4. goede concurrentiepositie

Slide 20 - Tekstslide

Investeringen in nieuwe producten en productiemethoden
  • een sterkere concurrentiepositie
  • meer vraag uit buitenland


Slide 21 - Tekstslide

Gevolgen lage rente
  • gaan consumenten meer lenen en meer consumeren.
  • gaan bedrijven meer lenen en investeren
 

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video

De Europese Centrale Bank (ECB)
= De centrale bank van landen met de euro (eurozone)
De taken van de ECB:



Hoofdkantoor in Frankfurt am Main, Duitsland
Hoge inflatie verhoogt het de rente zodat mensen minder geld lenen en uitgeven
De ECB heeft de taak de inflatie te bestrijden in de EUROZONE
De ECB bewaakt de waarde van de euro. Door te zorgen dat de inflatie laag blijft, behoudt de euro z'n koopkracht. 

Slide 24 - Tekstslide

Georienteerde markteconomie
Planeconomie
Vrijemarkteconomie
Economie waarin vraag en aanbod de prijzen bepalen, maar de overheid grijpt in bij een aantal basisbehoeften om deze betaalbaar te houden.
De overheid bepaalt wat er geproduceerd wordt, hoeveel, door wie en tegen welke prijs.
Economie waarin vraag en aabod de prijzen bepalen.

Slide 25 - Sleepvraag

privatisering/deregulering
Regulering
Opkopen
Minder regels
Voorkomen misbruik
Stimulans
Te duur
meer keuzemogelijkheden
Doelmatiger

Slide 26 - Sleepvraag

Op de spaarrekening krijgen de spaarders tegenwoordig een lage rente. De rente is meestal lager dan de inflatie.
Het spaargeld wordt hierdoor minder waard.
Waarom zetten spaarders toch hun spaargeld op een spaarrekening?
A
Het spaargeld is veilig.
B
Het spaargeld op de spaarrekening levert nog iets op.

Slide 27 - Quizvraag

Hoe beïnvloedt rente de inflatie? Welke redenatie is de juiste?
A
Hoge rente, meer lenen, meer consumeren, hogere prijzen
B
Lage rente, meer lenen, minder consumeren, lagere prijzen.
C
Lage rente, meer lenen, meer consumeren, hogere prijzen
D
Hoge rente, minder lenen, meer uitgeven, hogere prijzen

Slide 28 - Quizvraag

opdrachten maken

Slide 29 - Tekstslide

Zelfstandig werken
  • Maken opdrachten hoofdstuk 4 paragraaf 7

  • Lees de theorie op bladzijde 147
  • Maak de opdrachten 1 t/m 12

Slide 30 - Tekstslide

Wat heb je geleerd?

Slide 31 - Tekstslide

Huiswerk
Maken §7 opgaven 7 t/m 12

Slide 32 - Tekstslide