4.7 Economisch beleid + rekentrainer H4

Hoofdstuk 4: Inkomen
4.7  Economisch beleid
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 4

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 4: Inkomen
4.7  Economisch beleid

Slide 1 - Tekstslide

Nominaal inkomen 
Het inkomen waarbij rekening is gehouden met de inflatie. 
Reëel inkomen
Het inkomen dat je in euro’s verdient.

Slide 2 - Sleepvraag

Opdracht: Sleep de begrippen in de juiste plek van de tekst.
- Een algemene prijsstijging van goederen en diensten.
- De hoeveelheid goederen en diensten
die je met je inkomen kunt kopen.
- Het inkomen dat je in euro's verdient.
- De lonen stijgen net zo veel als de prijzen.
- Je inkomen waarbij je rekening houdt met de inflatie.
- Een algemene prijsdaling van goederen en diensten.
- De Nederlandse overheid probeert
de inflatie rond de 2% te houden.
.............................
.............................
.............................
.............................
.............................
.............................
.............................
inflatie
prijsstabiliteit
Nominaal inkomen
koopkracht
Reëel inkomen
prijscompensatie
deflatie

Slide 3 - Sleepvraag

Met hoeveel % zijn het prijspeil en nominaal loon in jaar 5 gestegen ten opzichte van het basisjaar ?

Slide 4 - Tekstslide

Met hoeveel % zijn het prijspeil en nominaal loon in jaar 5 gestegen ten opzichte van het basisjaar ?
Prijspeil: 107-100 = 7%

NL: 105- 100= 5%

Slide 5 - Tekstslide

Hoeveel bedraagt het reële inkomen in jaar 5?
Prijspeil: 107-100 = 7%
NL: 105- 100= 5%


Slide 6 - Tekstslide

Hoeveel bedraagt het reële inkomensverschil in jaar 5?
Prijspeil: 107-100 = 7%
NL: 105- 100= 5%

5 - 7 = -2%


Slide 7 - Tekstslide

Leerdoelen
- Ik kan het economisch beleid van de overheid uitleggen.

Slide 8 - Tekstslide

Planeconomie
  • De overheid is  overheersend
  • GEEN marktwerking
  • Voorbeeld: Noord-Korea (vroeger Cuba en China)

Hier bepaalt de overheid bij elk bedrijf 
wat het produceert, hoeveel en tegen 
welke prijs.

Slide 9 - Tekstslide

Vrije markt Economie
             Vraag en aanbod bepalen volledig de prijs van goederen.                     De overheid grijpt NIET in met regels of wetgeving. 

Er is geen land dat helemaal een vrije markt economie heeft.
 

Slide 10 - Tekstslide

En Nederland dan?
Veel landen zitten tussen een planeconomie en een vrije markteconomie in: 
Gemengde economie = 
Georiënteerde markteconomie

Slide 11 - Tekstslide

Georiënteerde markteconomie NL

Hier bepalen de producenten en consumenten de productie, consumptie en prijzen, maar wel binnen grenzen die de overheid heeft gesteld.

Als de uitkomst van het economisch proces onwenselijk is grijpt de overheid in.

Slide 12 - Tekstslide

Voorbeelden overheidsingrijpen Nederland 
  • Warenwet met kwaliteitseisen 
  • minimum-maximumprijzen vaststellen
  • inkomens herverdelen middels belastingtarieven
  • minimumloon vaststellen
  • subsidies en toeslagen ( huur, zorg) te geven
  • systeem van sociale zekerheid
  • eisen stellen aan de productie op gebied van gezondheid/milieu
  • overheid zelf gaan produceren

Slide 13 - Tekstslide

Verloop in Nederland 
In de jaren '90 werd NL meer een vrijemarkteconomie. Er was sprake van deregulering. Minder regels vanuit de overheid. Veel overheidsbedrijven kwamen in de particuliere sector. Dit heet privatisering

 Tijdens de economische crisis vanaf 2008 ging de overheid zich weer actiever bemoeien, dit is regulering
De overheid nam banken over =nationalisatie.  Er kwamen ook herstel- en steunpakketten voor ondernemers en werkenden. 

Slide 14 - Tekstslide

Nederland opschuiven naar planeconomie


  • regulering ( meer regels)
  • nationalisatie particuliere bedrijven
Nederland opschuiven naar vrijemarkteconomie


  • deregulering ( minder regels)
  • privatisering overheidsbedrijven

Slide 15 - Tekstslide

Overheid wil groei
De overheid wil dat bedrijven en instellingen elk jaar meer produceren. 
Een stabiele economische groei is goed voor bedrijven, consumenten en de overheid. 

Bedrijven maken meer winst > koopkracht neemt toe > overheid krijgt meer belastinginkomsten. 

Onze concurrentiepositie is belangrijk, door de open economie en export maken wij veel winst. 

Slide 16 - Tekstslide

Voordeel economische groei
  1.  reële inkomens stijgen
  2. de mensen verdienen meer en betalen meer belasting

Slide 17 - Tekstslide

Economische groei wordt gestimuleerd door:
  1. beter onderwijs
  2. subsidies voor innovaties (product en proces)
  3. een lagere rente
  4. goede concurrentiepositie

Slide 18 - Tekstslide

Investeringen in nieuwe producten en productiemethoden
  • een sterkere concurrentiepositie
  • meer vraag uit buitenland


Slide 19 - Tekstslide

Gevolgen lage rente
  • gaan consumenten meer lenen en meer consumeren.
  • gaan bedrijven meer lenen en investeren
 

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

De Europese Centrale Bank (ECB)
= De centrale bank van landen met de euro (eurozone)
De taken van de ECB:



Hoofdkantoor in Frankfurt am Main, Duitsland
Hoge inflatie verhoogt het de rente zodat mensen minder geld lenen en uitgeven. De vraag krimpt waardoor prijzen lager worden. 
De ECB heeft de taak de inflatie te bestrijden in de EUROZONE
De ECB bewaakt de waarde van de euro. Door te zorgen dat de inflatie laag blijft, behoudt de euro z'n koopkracht. 

Slide 22 - Tekstslide

Georienteerde markteconomie
Planeconomie
Vrijemarkteconomie
Economie waarin vraag en aanbod de prijzen bepalen, maar de overheid grijpt in bij een aantal basisbehoeften om deze betaalbaar te houden.
De overheid bepaalt wat er geproduceerd wordt, hoeveel, door wie en tegen welke prijs.
Economie waarin vraag en aabod de prijzen bepalen.

Slide 23 - Sleepvraag

Huiswerk
Maken §7 opgaven 7 t/m 12
Maken examentrainers H3 en H4

Let op, voor vrijdag ook de samenvattingen van H1 + H2 uit klas 3 leren!!

Slide 24 - Tekstslide