Grammatica PV TA1

Dinsdag 22 september
Pak een leesboek en start met lezen 

Uitleg onderwerp en persoonsvorm
timer
10:00
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Dinsdag 22 september
Pak een leesboek en start met lezen 

Uitleg onderwerp en persoonsvorm
timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

Doel van de les
Je weet wat de persoonsvorm (auto/ werkwoord) van een zin is.​



Je weet wat het onderwerp (doener) van de zin is.​



Je weet dat het onderwerp de persoonsvorm uitzoekt.​



Je weet dat werkwoorden twee vormen hebben (congruentie)

Slide 2 - Tekstslide

Doel van de les
Je weet wat de persoonsvorm (auto/ werkwoord) van een zin is.​



Je weet wat het onderwerp (doener) van de zin is.​



Je weet dat het onderwerp de persoonsvorm uitzoekt.​



Je weet dat werkwoorden twee vormen hebben (congruentie)

Slide 3 - Tekstslide

gaat
doet 
kunnen 
zijn 
mag
is
waren
is 
mama lief
papa slapen
popjes stout 
meloenen bah
oma's breien
tante zingen
broertje boos 
trein tsjoeke

Slide 4 - Sleepvraag

iets zijn 
iets doen 
gaat
doet 
kunnen 
zijn 
mag 
is 
waren 
is 

Slide 5 - Sleepvraag

 Congruentie
Je hebt nu het verschijnsel congruentie ontdekt: ​
Verschillende vormen van een werkwoord passen bij de persoon over wie iets gezegd wordt. ​
 ​
  Mama past bij is, en popjes past bij zijn. 

Slide 6 - Tekstslide

Bij de vorige lessen is je misschien iets opgevallen. Je hebt daar kennisgemaakt met werkwoorden die stonden op de auto's.
Op die auto staan sla, sloeg, slaat, sloeg, slaan en sloegen. 

We hebben net gedaan alsof dat geen probleem was, maar dat is het wel.

Slide 7 - Tekstslide

We vinden namelijk een zin als de volgende niet goed:​

Roodkapje slaan sla sloeg slaat sloeg slaan sloegen de wolf.

Waarom niet?​

Slide 8 - Open vraag

De vorm van het werkwoord
Deze vorm wordt bepaald door het onderwerp (vaak de bestuurder van de auto).​
​We noemen dit ook wel de doener. De doener doet namelijk iets (werkwoord). ​
In welke vorm het werkwoord staat, wordt bepaald door de Doener (degene die slaat, slaapt, leert, voetbalt, etc.).
 

Slide 9 - Tekstslide

De vorm van het werkwoord
Kijk maar:
Ik leer de regels 
De leerlingen van 1TA leren de regels

De jongen slaapt in zijn bed
Zijn ouders slapen in hun bed. 
 

Slide 10 - Tekstslide

Wat verandert er bij deze zinnen?
Dit meisje slaat de man.​ Deze meisjes slaan de man.​


Slide 11 - Open vraag

Verander de Doener in de zin. Schrijf de hele zin op. Dit meisje slaat de man.


Slide 12 - Open vraag

Verander de Doener in de zin. Schrijf de hele zin op. Deze meisjes slaan de man.


Slide 13 - Open vraag

Bedenk nu zelf twee van deze soorten zinnen.

Slide 14 - Open vraag

Kijk eens naar onderstaande zin:​
Zelden heb ik zulke onzin gehoord.​

Wat is het onderwerp (doener) in deze zin?​ En wat valt je op aan dit onderwerp?

Slide 15 - Open vraag

Ken je nog een soort zin waarbij het onderwerp na de persoonsvorm komt?

Slide 16 - Open vraag

Bij vraagzinnen

Heb je een leuk weekend gehad?​

Hoeveel antwoorden heb jij gegeven?​

Ga je morgen mee naar de kermis

Slide 17 - Tekstslide

Kijk eens naar deze zinnen:​

​Kom eens mee!​ 
Haal een broodje voor me!​
Geef mij tien euro!​
 ​
- Wat is het onderwerp (doener) in deze zinnen?​
- Wat zijn dit voor zinnen?​

Slide 18 - Tekstslide

Gebiedende wijs
Bij zinnen waarin een bevel zit (gebiedende wijs) mist het onderwerp (doener).​

De ik-vorm bepaalt dan hoe de persoonsvorm (auto/ werkwoord) eruit ziet, maar deze staat dus niet in de zin.​

De persoonsvorm staat in deze zinnen altijd vooraan.​
Een uitroepteken mag, maar hoeft niet(!).​ 

Slide 19 - Tekstslide

Je weet nu:
Je weet wat de persoonsvorm (auto/ werkwoord) van een zin is.​
Je weet wat het onderwerp (doener) van de zin is.​ 
Je weet dat het onderwerp de persoonsvorm uitzoekt.​ 
Je weet dat het onderwerp ook achter de persoonsvorm kan staan.​ 
Je weet dat werkwoorden twee vormen hebben (congruentie): enkelvoud en meervoud.​ 
Je weet ook dat het onderwerp ontbreekt in zinnen met de gebiedende wijs.

Slide 20 - Tekstslide

De persoonsvorm is altijd een
A
werkwoord
B
persoon

Slide 21 - Quizvraag

De persoonsvorm kan
A
wel veranderen
B
niet veranderen

Slide 22 - Quizvraag

De doener
A
bepaalt niet de vorm van het werkwoord
B
bepaalt de vorm van het werkwoord

Slide 23 - Quizvraag

Dinsdag 22 september - Les 2
Het schrijven van een recensie voor het boek 'de regels van drie'

Zie voor de opdracht in Magister. Vandaag in de les inleveren.

Slide 24 - Tekstslide