Valentie: zinsontleding

Zinsdelen
persoonsvorm, onderwerp, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Zinsdelen
persoonsvorm, onderwerp, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoel
Je weet hoe je het lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp kan vinden. 

Slide 2 - Tekstslide

Deze les
Herhaling grammatica
Uitleg lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp

Slide 3 - Tekstslide

Wat weten we nog?
Pv verandert mee als je de zin in een andere tijd zet.
Pv en ow zijn allebei ev of allebei mv.

Hij loopt naar de bakker.
Hij liep naar de bakker.
Wij lopen naar de bakker.

Slide 4 - Tekstslide

Wat weten we nog?
Ow is meestal degene die iets doet of is.

Hij bakt een brood.
Jij bent erg boos.
Maria en Janne wassen de auto.

Slide 5 - Tekstslide

Wat weten we nog?
Wwg zijn alle werkwoorden in de zin.

Hij zou dokter willen zijn.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

hoeveel vriendjes
1
2
3
voorbeelden
niezen
lopen
tenissen

slaan
koken
schilderen
geven
vragen
uitleggen

Slide 8 - Tekstslide

1 vriendje
Iemand niest.
Iemand loopt.
Iemand tennist.


Slide 9 - Tekstslide

1 vriendje
Iemand niest.
Iemand loopt.
Iemand tennist.

Iemand (plaatst 1)= onderwerp

Slide 10 - Tekstslide

Wat zijn de persoonsvorm, het wwg en het onderwerp?

Sjoerd niest vaak op warme dagen.

Jan en Marie lopen graag door het bos.

Vroeger tenniste Jan vaak op maandagen.

Slide 11 - Tekstslide

Wat zijn de persoonsvorm, het wwg en het onderwerp?

Sjoerd niest vaak op warme dagen.


Slide 12 - Tekstslide

Wat zijn de persoonsvorm, het wwg en het onderwerp?

Sjoerd niest vaak op warme dagen.

werkwoord: niest (infinitief: niezen)
Iemand niest.
pv: niest
wwg: niest
onderwerp: Sjoerd


Jan en Marie lopen graag door het bos.

Vroeger tenniste Jan vaak op maandagen.

Slide 13 - Tekstslide

2 vriendjes
Iemand slaat iemand.
Iemand kookt iets.
Iemand schildert iets.

Iemand (plaatst 1)= onderwerp
Iemand/iets (plaats 2)=lijdend voorwerp

Slide 14 - Tekstslide

Wat zijn de persoonsvorm, het wwg, het onderwerp en het lijdend voorwerp?
 

Gisteren sloeg Marie Pieter hard op zijn neus.

Voor moederdag kookte ik een lekkere soep.

Dit schilderij heb ik zelf geschilderd.

Slide 15 - Tekstslide

Wat zijn de persoonsvorm, het wwg, het onderwerp en het lijdend voorwerp?
 


Gisteren sloeg Marie Pieter hard op zijn neus.

Slide 16 - Tekstslide

Wat zijn de persoonsvorm, het wwg, het onderwerp en het lijdend voorwerp?
 

Gisteren sloeg Marie Pieter hard op zijn neus.

werkwoord: sloeg (infinitief: slaan)
iemand slaat iemand/iets
pv: sloeg
wwg: sloeg
onderwerp: Marie
lijdend voorwerp: Pieter

Slide 17 - Tekstslide

3 vriendjes
Iemand geeft iets aan iemand.
Iemand vraagt iets aan iemand.
Iemand legt iets uit aan iemand.

Iemand (plaatst 1)= onderwerp
Iets (plaats 2)= lijdend voorwerp
Aan iemand (plaats 3)= meewerkend voorwerp

Slide 18 - Tekstslide

Wat zijn de persoonsvorm, het wwg, het onderwerp en het lijdend voorwerp?
 

Lital gaf Meir een cadeau voor zijn verjaardag.

Hillel vroeg aan Sophie de weg naar de bakker.

Meneer Wintermans legt de klas het meewerkend voorwerp uit.

Slide 19 - Tekstslide

Wat zijn de persoonsvorm, het wwg, het onderwerp en het lijdend voorwerp?
 


Lital gaf Meir een cadeau voor zijn verjaardag.

Slide 20 - Tekstslide

Wat zijn de persoonsvorm, het wwg, het onderwerp en het lijdend voorwerp?
 

Lital gaf Meir een cadeau voor zijn verjaardag.

werkwoord: gaf (infinitief: geven)
Iemand geeft iets aan iemand
persoonsvorm: gaf
wwg: gaf
onderwerp: Lital
lijdend voorwerp: een cadeau
meewerkend voorwerp: Meir


Slide 21 - Tekstslide

Stappenplan
Vind het belangrijkste werkwoord in de zin.
Ontdek of het werkwoord 1, 2 of 3 zinsdelen heeft dat erbij hoort. 
Je weet nu welke rollen het werkwoord uitdraagt (onderwerp, lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp).
Kijk nu naar de zin en ontdek welke woorden welke rol vervullen.
Volgorde: persoonsvorm en wwg - onderwerp 
- lijdend voorwerp - meewerkend voorwerp

Slide 22 - Tekstslide

Bij welke optie is de zin goed verdeeld in zinsdelen?


Gisteren hebben we een lief, klein katertje bij het dierenasiel opgehaald. 
A
Gisteren hebben | we |een lief, klein katertje | bij het dierenasiel | opgehaald.
B
Gisteren | hebben | we |een lief, klein katertje bij het dierenasiel | opgehaald.
C
Gisteren | hebben | we een lief, klein katertje | bij het dierenasiel | opgehaald.
D
Gisteren | hebben | we |een lief, klein katertje | bij het dierenasiel | opgehaald.

Slide 23 - Quizvraag

Welk woord in de zin is de persoonsvorm?
Ik fiets op mijn fiets naar school
A
fiets(1e woordje)
B
fiets (2e woordje)
C
Ik
D
school

Slide 24 - Quizvraag

Wat is een persoonsvorm altijd?
A
Lidwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
werkwoord

Slide 25 - Quizvraag

Wie heeft mijn scooter gerepareerd?

mijn scooter =
A
onderwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp
D
werkwoordelijk gezegde

Slide 26 - Quizvraag

Mijn moeder heeft mijn oma een nieuwe jas gegeven.
mijn oma =
A
onderwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 27 - Quizvraag

Wie heeft gisteren mijn konijn eten gegeven?
Wie =
A
onderwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 28 - Quizvraag

Wie heeft gisteren mijn konijn eten gegeven?
Mijn konijn =
A
onderwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp
D
werkwoordelijk gezegde

Slide 29 - Quizvraag

Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
onderwerp
lijdend vw
ww gezegde
meewerkend vw
Zin:
De ober 
heeft 
de jas
aan de klant 
gegeven. 

Slide 30 - Sleepvraag

Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
onderwerp
lijdend vvw
ww gezegde
meewerkend vw
Zin:
Gisteren
bracht
ze
een goed boek
voor mij
mee.

Slide 31 - Sleepvraag

Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
onderwerp
lijdend vvw
ww gezegde
meewerkend vw
Zin:
Marjan
had
een mooi gedicht
voor haar opa 
geschreven. 

Slide 32 - Sleepvraag

Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
onderwerp
lijdend vvw
ww gezegde
meewerkend vw
Zin:
Het jongetje
gaf
haar
zijn mooiste tekening
op haar verjaardag. 

Slide 33 - Sleepvraag

Maken in duo's
oefenblad

Slide 34 - Tekstslide

Geen leesboek?

Lezen op nu.nl en onderwerpen opschrijven waarover je leest.




timer
10:00

Slide 35 - Tekstslide