1.5 woorden les 1, 2, 3, 4

Afspraken:
  • Je zit op je vaste plek.
  • Op je tafel ligt je leesboek, werkboek, laptop, schrift en etui.
  • Je telefoon is uit en zit in de kluis. Je tas staat netjes op het rek.
  • Je laptop is dicht (geluid uit) en gaat pas open als de docent het vraagt.
Regels tijdens de les:
  • Tijdens de instructie luister je naar de docent.
  • Tijdens het samenwerken overleg je op normale praattoon.
  • Je steekt je hand op voor vragen.







In stilte lezen in je leesboek
timer
10:00
1 / 49
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 49 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Afspraken:
  • Je zit op je vaste plek.
  • Op je tafel ligt je leesboek, werkboek, laptop, schrift en etui.
  • Je telefoon is uit en zit in de kluis. Je tas staat netjes op het rek.
  • Je laptop is dicht (geluid uit) en gaat pas open als de docent het vraagt.
Regels tijdens de les:
  • Tijdens de instructie luister je naar de docent.
  • Tijdens het samenwerken overleg je op normale praattoon.
  • Je steekt je hand op voor vragen.







In stilte lezen in je leesboek
timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

Wat heb je nodig? 
  • Werkboek Talent Deel A
  • Leesboek (iedere les mee!)
  • Schrift met lijntjes 
  • Etui 
  • Laptop 

Ga rustig zitten. Start met lezen in je leesboek. 

Slide 2 - Tekstslide

Programma 
Wat gaan we doen?:
  • Instructie theorie Woorden 1.5 
  • Klassikaal aan de slag met 1.5 opdrachten
  • Lesafsluiting
Lesdoel. Aan het einde van de les:
  • Je start met het leren van ongeveer vijfentwintig nieuwe woorden;
  • hoe je handig nieuwe woorden leert;
  • wat samenstellingen zijn.

Slide 3 - Tekstslide

Wat leer je in deze paragraaf 1.5 Woorden?:
  • Je start met het leren van ongeveer vijfentwintig nieuwe woorden;
  • hoe je handig nieuwe woorden leert;
  • wat samenstellingen zijn.

Slide 4 - Tekstslide

1.5 Woorden werkboek


Klassikaal maken we opdracht: 1+2+3+5+9

Slide 5 - Tekstslide

Checken lesdoel + huiswerk
  • Je start met het leren van ongeveer vijfentwintig nieuwe  woorden;
  • hoe je handig nieuwe woorden leert;
  • wat samenstellingen zijn.

Huiswerk: 
  • Leer de eerste 13 woorden van de woordenlijst (blz 35)
  • Je moet de betekenis kennen en andersom

Slide 6 - Tekstslide

Afspraken:
  • Je zit op je vaste plek.
  • Op je tafel ligt je leesboek, werkboek, laptop, schrift en etui.
  • Je telefoon is uit en zit in de kluis. Je tas staat netjes op het rek.
  • Je laptop is dicht (geluid uit) en gaat pas open als de docent het vraagt.
Regels tijdens de les:
  • Tijdens de instructie luister je naar de docent.
  • Tijdens het samenwerken overleg je op normale praattoon.
  • Je steekt je hand op voor vragen.







In stilte lezen in je leesboek
timer
10:00

Slide 7 - Tekstslide

Programma 
Wat gaan we doen?:
  • Instructie betekenisvolle zinnen maken (1.5 woorden)
  • Zelfstandig aan de slag met betekenisvolle zinnen maken 
  • B1B (blokuur 2): Aan de slag met woordkaartjes/woordtrainer maken
  • Lesafsluiting

Lesdoel. Aan het einde van de les:
  • Ben je gestart met het maken van betekenisvolle zinnen maken met behulp van de woordenlijst 1.5
  • Heb je woordkaartjes gemaakt (dit geldt voor B1B)

Slide 8 - Tekstslide

Woordenlijst 1.5 

  • We leren de betekenis van de woorden 
  • We gaan van elk woord uit de woordenlijst een betekenisvolle zin maken 

Slide 9 - Tekstslide

Hoe maak je betekenisvolle zinnen 

Een betekenisvolle zin maak je met een samengestelde zin:
Twee zinnen gescheiden door een komma. Eerste zin het woord, tweede zin de uitleg van de betekenis. Je mag het woord vervoegen.

Bijvoorbeeld: 
Woord = veel tijd in beslag nemen
Het huiswerk voor wiskunde neemt erg veel tijd in beslag, ik ben er al de hele week mee bezig.








Slide 10 - Tekstslide

Klassikaal betekenisvolle zinnen oefenen
woord: amateur
woord: bewust

Slide 11 - Tekstslide

Betekenisvolle zinnen maken met de woordenlijst
Opdracht individueel (15 minuten):

Wat: Maak van de eerste 13 woorden uit de woordenlijst een goede 
betekenisvolle zin. 
Hoe: ZS (zelfstandig, Stil)
Klaar? Loop al je zinnen nog eens goed na. Zijn ze echt betekenisvol: kan ik uit de zin afleiden wat het woord betekent?
Klaar?: woordtrainer of leesboek




timer
15:00

Slide 12 - Tekstslide

Woordtrainer

Ga naar Talent online 1.5
Oefen met woordtrainer de woordjes van 1.5

Of: oefen met je woordkaartjes als je hiervoor hebt gekozen
timer
10:00

Slide 13 - Tekstslide

Woordkaartjes maken
Uitleg wat je gaat doen
Einde van de les 25 kaartjes afhebben

Slide 14 - Tekstslide

Checken lesdoel en huiswerk
Lesdoel. Aan het einde van de les:
  • Ben je gestart met het maken van betekenisvolle zinnen maken met behulp van de woordenlijst 1.5
  • Heb je woordkaartjes gemaakt (dit geldt voor B1B)

Huiswerk voor maandag: 
Leer de onderste helft (de laatste twaalf woorden) van de woordenlijst 1.5. En herhaal de bovenste helft van de woordenlijst. Gebruik je woordkaartjes.

Je moet de betekenis kennen en andersom!




Slide 15 - Tekstslide

timer
10:00

Slide 16 - Tekstslide

Programma 
Wat gaan we doen?:
  • Verder met het maken van betekenisvolle zinnen maken (1.5 woorden).
  • Check HW: eerste 13 zinnen zijn af.
  • Verder met het oefenen van de woordjes 1.5. Voor degene die woordkaartjes hebben: maak ze af.
  • Lesafsluiting
Lesdoel. Aan het einde van de les:
  • Ben je klaar met het maken van betekenisvolle zinnen maken met behulp van de woordenlijst 1.5. 
  • Heb je geoefend met de betekenis van de woorden 1.5

Slide 17 - Tekstslide

Hoe maak je betekenisvolle zinnen 

Een betekenisvolle zin maak je met een samengestelde zin:
Twee zinnen gescheiden door een komma. Eerste zin het woord, tweede zin de uitleg van de betekenis. Je mag het woord vervoegen.

Bijvoorbeeld: 
Woord = iets bevestigen
Mijn moeder heeft aan school bevestigd dat ik naar de tandarts moet, nu  weet mijn mentor dat ik weg mag uit de les. 

Het meisje is een amateur in korfbal, ze neemt het niet echt serieus.






Slide 18 - Tekstslide

Klassikaal betekenisvolle zinnen oefenen
woord: de instructie
woord: resterend

Slide 19 - Tekstslide

Klassikaal betekenisvolle zinnen oefenen
De docent gaf een duidelijke instructie, nu weet ik hoe ik mijn opdracht moet aanpakken.

Na afloop van het etentje hebben we het resterende eten in de koelkast bewaard, nu hebben we morgen ook nog eten.



Slide 20 - Tekstslide

Betekenisvolle zinnen maken met de woordenlijst
Opdracht individueel (15 minuten):

Wat: Maak de onderste 12 woorden uit de woordenlijst een goede 
betekenisvolle zin. 
Hoe: ZS (zelfstandig, Stil)
Klaar? Loop al je zinnen nog eens goed na. Zijn ze echt betekenisvol: kan ik uit de zin afleiden wat het woord betekent?
Klaar?: woordtrainer of leesboek




timer
15:00

Slide 21 - Tekstslide

B!C: Talent 1.5 opdrachten
Verder met opdracht: 

8 + 9 (alleen nog B1C doen?) 

Slide 22 - Tekstslide

Woordtrainer

Ga naar Talent online 1.5
Oefen met woordtrainer de woordjes van 1.5

Of: oefen met je woordkaartjes als je hiervoor hebt gekozen
timer
10:00

Slide 23 - Tekstslide

Woordkaartjes afmaken
Uitleg wat je gaat doen
Einde van de les 25 kaartjes afhebben

Slide 24 - Tekstslide

Huiswerk
Huiswerk voor woensdag: 
  • Leer de onderste helft (de laatste twaalf woorden) van de woordenlijst 1.5. En herhaal de bovenste helft van de woordenlijst. Gebruik woordtrainer of je woordkaartjes.
  • Zorg dat je van alle 25 woorden een betekenisvolle zin heb en zorg dat dit op 1 plek onder elkaar staat.
  • Woordkaartjes (als je hiervoor had gekozen) zijn af.




Slide 25 - Tekstslide

timer
10:00

Slide 26 - Tekstslide

Programma
Wat gaan we doen?:
1. Leertekst samenstellingen 1.5
2.Aan de slag met Talent 1.5
3. Kort nabespreken 
4. Afsluiten 



Slide 27 - Tekstslide

Vraag
Wie weet wat een samenstelling is?

Slide 28 - Tekstslide

Antwoord
Wat is een samenstelling?

  • een woord dat uit twee of meer aparte woorden bestaat.

Slide 29 - Tekstslide

1.5 Woorden
Leertekst samenstellingen
Een woord dat uit twee of meer aparte woorden bestaat, heet een samenstelling.
 Voorbeeld:  sport + tas = sporttas
                        tafel + tennis + tafel = tafeltennistafel
                        appel + taart = appeltaart

Het laatste deel van de samenstelling is meestal het belangrijkst voor de 
betekenis.   

Om een goede samenstelling te maken, moeten er soms letters bij of af.
                        talent + jacht = talentenjacht (erbij: -en)
                        training + broek = trainingsbroek (erbij: -s)
                        tekenen + talent = tekentalent (eraf: -en)


Slide 30 - Tekstslide

1.5 Woorden
Leertekst samenstellingen 

Vaak geven de losse woorden samen de betekenis:
kleurboek = is een soort van boek
woordenschat= is een schat aan woorden
taaltalent = is een talent voor taal

Als je wilt weten welk lidwoord de samenstelling heeft dan kijk je naar het laatste woord:
de kleur - het boek = HET kleurboek
de taal - het talent = HET taaltalent

Slide 31 - Tekstslide

Talent 1.5 opdrachten samenstellingen
Wat?: opdracht 14c/d/e +15 + 16
Hoe?: klassikaal. Je schrijft de antwoorden in je schrift.

timer
3:00

Slide 32 - Tekstslide

Betekenisvolle zinnen maken met de woordenlijst
Opdracht in duo's (8 min):
Uitwisselen lijst met betekenisvolle zinnen  

Bekijk elkaars zinnen (om beurten): 
- Klopt de uitleg van de betekenis? 
- Is het een correcte zin (spelling, opbouw van de zin). 
Geef elkaar advies en verbeter in overleg.


timer
8:00

Slide 33 - Tekstslide



Kort nabespreken zinnen maken uit woordenlijst


Slide 34 - Tekstslide

1.5 TALENT (blz 40)
Met wie?: Alleen (overleggen op zachte toon mag) 

Wat? Zoek op de site van het Algemeen Dagblad minimaal 3 samenstellingen (meer mag ook!) waarvan je de betekenis niet (goed) weet.:
  • Noteer ze in je schrift.
  • Onderstreep het belangrijkste deel. 
  • Weet je nu de betekenis? Nee? Zoek het dan op (woorden.org) en noteer  de betekenis in je schrift.
Tijd:  8 minuten
Nabespreken 
timer
8:00

Slide 35 - Tekstslide

nabespreken

Slide 36 - Tekstslide

1.5 TALENT (blz 40)
  1. Lees artikelen op de website van het AD
  2. Noteer minimaal drie woorden die je niet kent in je schrift.
  3. Zoek de betekenis op  (woorden.org) en noteer de betekenis achter het woord.

Tijd: 8 minuten
timer
8:00

Slide 37 - Tekstslide

nabespreken

Slide 38 - Tekstslide

Woordtrainer

Ga naar Talent online 1.5
Oefen met woordtrainer de woordjes van 1.5

Of: oefen met je woordkaartjes als je hiervoor hebt gekozen
timer
10:00

Slide 39 - Tekstslide

Woordkaartjes oefenen
1. Pak je woordkaartjes erbij. Eerst alleen oefenen ( 5 minuten).
Hoe?:
1. Leg steeds een kaartje op tafel. Weet jij welk woord bij de betekenis hoort of welke betekenis bij het woord? 
2. De kaartjes met woorden die je goed had, leg je weg. Met de andere kaartjes oefen je verder.

2. In duo's oefenen met woordkaartjes (2x 5 minuten)
1. Overhoor elkaar. De een pakt een kaartje en vraagt naar de betekenis. 
De ander geeft antwoord. Na 5 minuten draaien we de rollen om.



timer
5:00

Slide 40 - Tekstslide

Programma
Wat gaan we doen?:

1. Talent 1.5 oefeningen over samenstellingen
2. Kort nabespreken 
3. Nog te bepalen
4. Afsluiten 



Slide 41 - Tekstslide

Vraag


Welke deel van de samenstelling geeft meestal de betekenis aan de samenstelling? Geef daarbij een voorbeeld.

Slide 42 - Tekstslide

Antwoord

Het laatste deel

trouwjurk = een soort van jurk
bloempot= een soort van pot 

Slide 43 - Tekstslide

1.5 TALENT (blz 40)
Klassikaal:  opdracht: 18 a + b

Slide 44 - Tekstslide

1.5 TALENT (blz 40)
Met wie?: Alleen (overleggen op zachte toon mag) 

Wat? Zoek op de site van het Algemeen Dagblad minimaal 3 samenstellingen (meer mag ook!) waarvan je de betekenis niet (goed) weet.:
  • Noteer ze in je schrift.
  • Onderstreep het belangrijkste deel. 
  • Weet je nu de betekenis? Nee? Zoek het dan op (woorden.org) en noteer  de betekenis in je schrift.
Tijd:  8-10 minuten
Nabespreken 
timer
8:00

Slide 45 - Tekstslide

nabespreken

Slide 46 - Tekstslide

1.5 TALENT (blz 40)
Noteer nu minimaal drie woorden die je niet kent in je schrift.

Zoek de betekenis op  (woorden.org) en noteer de betekenis achter het woord.

Tijd: 5-8 minuten
timer
8:00

Slide 47 - Tekstslide

nabespreken

Slide 48 - Tekstslide

Woordkaartjes oefenen
.
In duo's oefenen met woordkaartjes (2x 5 minuten)
1. Overhoor elkaar. De een pakt een kaartje en vraagt naar de betekenis. 
De ander geeft antwoord. Na 5 minuten draaien we de rollen om.



timer
5:00

Slide 49 - Tekstslide