In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Zinsdelen
- Je kunt een zin in stukjes verdelen. Dit zijn zinsdelen.
- Een zinsdeel kan bestaan uit één woord of uit een groepje woorden.
- Let op! Vóór de pv kan maar één zinsdeel staan!
Gebruik de zinsdeelproef:
- Verander een paar keer de volgorde van de zin.
- Wat je voor de pv kunt zetten, is een zinsdeel.
- De pv zelf is ook een zinsdeel!
Je geeft de zinsdelen aan door er streepjes tussen te zetten.
Jan / koopt / een boek.
Hussel de zin door elkaar.
Ik loop morgen naar school.
Morgen loop ik naar school.
Naar school loop ik morgen.