Leesstrategieën en tekstdoelen

Leesvaardigheid 2
Leesvaardigheid 2
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 4

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Leesvaardigheid 2
Leesvaardigheid 2

Slide 1 - Tekstslide

Wat ga je vandaag leren en doen?

--> We kijken terug op de geleerde begrippen van gisteren: 3. leesmanieren.
--> Herhalen 6 tekstdoelen
--> Begin maken met nieuwe begrippen: Functie inleiding, tussenkopje, hoofdgedachte.

Slide 2 - Tekstslide

Wat zijn 'Verkennend lezen, Grondig lezen en Zoekend lezen'?

Slide 3 - Open vraag

Morgen heb ik mijn theorietoets voor mijn scooterrijbewijs. Welke manier van lezen heb ik gebruikt als voorbereiding?
A
globaal lezen
B
nauwkeurig lezen
C
Zoekend lezen
D
studerend lezen

Slide 4 - Quizvraag

Ik ben op zoek naar een nieuwe Netflix serie. Welke manier van lezen pas ik toe?
A
globaal lezen
B
studerend lezen
C
Zoekend lezen
D
nauwkeurig lezen

Slide 5 - Quizvraag

Ik ben benieuwd hoeveel mensen er vandaag positief getest zijn op Corona. Welke leesmanier pas ik toe?
A
globaal lezen
B
nauwkeurig lezen
C
Zoekend lezen
D
studerend lezen

Slide 6 - Quizvraag

Ik moet vragen beantwoorden bij een tekst. Welke manier van lezen pas ik toe?
A
globaal lezen
B
nauwkeurig lezen
C
Zoekend lezen
D
studerend lezen

Slide 7 - Quizvraag

De docent laat een lijst rondgaan met de cijfers van de laatste toets. Welke leesmanier pas ik toe?
A
globaal lezen
B
nauwkeurig lezen
C
Zoekend lezen
D
studerend lezen

Slide 8 - Quizvraag

De docent vraag of ik een idee heb waar de tekst over gaat. Welke leesmanier pas ik toe?
A
globaal lezen
B
nauwkeurig lezen
C
Zoekend lezen
D
studerend lezen

Slide 9 - Quizvraag

Nieuwe theorie!
Tekstdoelen = je begrijpt een tekst beter als je weet wat het doel van de schrijver is.
informeren
instrueren
amuseren
overtuigen
overhalen

Slide 10 - Tekstslide

Informeren 
De schrijver wil je informatie geven of iets leren

Slide 11 - Tekstslide

Instrueren (uitleggen)
De schrijver wil je uitleg geven of een instructie. 

Slide 12 - Tekstslide

Overtuigen
De schrijver wil een mening laten zien + argumenten 

Slide 13 - Tekstslide

overhalen
De schrijver wil dat jij iets doet 
(bijvoorbeeld iets kopen, lid worden van een club...)

Slide 14 - Tekstslide

Amuseren
De schrijver wil amuseren, vermaken

Slide 15 - Tekstslide

5 tekstdoelen
informeren
instrueren
overtuigen
overhalen
amuseren

Slide 16 - Tekstslide

5 tekstdoelen
informeren: info geven
instrueren: uitleggen
amuseren: jou plezier geven
overtuigen: Mening + argumenten geven
overhalen: Jou iets laten doen

Slide 17 - Tekstslide

Leertaak 2
Lees de tekst verkennend. Let op:
  • plaatjes, 
  • titel, 
  • tussenkopjes, 
  • bron, 
  • 1e en laatste alinea lezen

Slide 18 - Tekstslide

Waar denk je dat de tekst over gaat?

Slide 19 - Woordweb

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide


A
Informeren
B
overhalen
C
Amuseren
D
Overtuigen

Slide 23 - Quizvraag

Tekstdoel?
A

Slide 24 - Quizvraag

2. Welke 2 manieren om een tekst in te leiden gebruikt de schrijver in alinea 1?
A
Onderwerp noemen
B
probleem noemen
C
aanleiding (waarom) noemen
D
vraag stellen

Slide 25 - Quizvraag

3. Waarom is hert onderzoek gestart?
A
Citoscores verbeteren
B
beter presteren bij frisse lucht
C
In Limburg presteren ze slechter dan in andere delen van NL
D
Meer geld uitgeven aan onderhoud

Slide 26 - Quizvraag

4. Volgorde tussenkopjes
De juiste volgorde moet zijn:

Onderzoek gestart
Frisse lucht
Zo goed mogelijk presteren
Onderhoud van schoolgebouwen

Slide 27 - Tekstslide

5. Redeneren vanuit leeropbrengsten betekent...
A
B
onderhoud is goedkoper dan we denken
C
scholen moeten letten op wat kinderen leren
D
scholen klagen over gebrek aan geld voor onderhoud

Slide 28 - Quizvraag

Wat is de hoofdgedachte van de tekst? Antwoord A, B, C of D?

Slide 29 - Open vraag