6 januari WIP

Wat doen we vandaag?
  • Vragen grammatica?
  • Bespreken Hulpboek blz.  40, Opdracht 37 en 40.
  • Bespreken Hulpboek blz. 42-44, Opdracht 43 t/m 47.
  • Thema 3.
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
GrieksMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Wat doen we vandaag?
  • Vragen grammatica?
  • Bespreken Hulpboek blz.  40, Opdracht 37 en 40.
  • Bespreken Hulpboek blz. 42-44, Opdracht 43 t/m 47.
  • Thema 3.

Slide 1 - Tekstslide

Vragen Grammatica?

Slide 2 - Open vraag

Slide 3 - Tekstslide

Geen vragen (meer)?
  • Maak maar twee rijtjes.... 

Slide 4 - Tekstslide

Opdracht 37
  • Zowel Pelias als Aietes dragen hem een onvervulbaar geachte opdracht op om hem uit te schakelen.

Slide 5 - Tekstslide

Opdracht 40a
  • 1 r.149 Αἰσονίδης:  
  • Iason 
  • De zoon van Aison
  • 2 r.151 μυρία κύκλα  
  • windingen, ontelbaar 
  • ontelbare cirkels
  • 3 r.154 σμερδαλέην κεφαλὴν 
  • vreselijke kop 
  • angstaanjagende hoofd

Slide 6 - Tekstslide

Opdracht 40bc
  • b Kassies ‘slang’ en Kegel ‘draak’. 
  • c Eigen verwerking, bijvoorbeeld: de beschrijving dat het een beest is met heel veel kronkels en een lang lichaam lijkt meer op een slang.

Slide 7 - Tekstslide

Herakles


Taalboek blz. 50.
Hulpboek blz. 42.

Slide 8 - Tekstslide

Opdracht 43
  • a Eigen verwerking.
  • b Herakles is sterk en slim.
  • c Spiderman: twee helften, super flexibel, kan tegen plafonds lopen etc. en heeft een spinnenzintuig waarmee hij gevaar kan aanvoelen.
  • Superman: man van staal, is supersterk, kan hittestralen afvuren en bevriezen; heeft geen last van de zwaartekracht.
  • d Eigen verwerking.

Slide 9 - Tekstslide

Opdracht 44
  • beschrijving opdracht - gevaarlijk aspect - eigenschap Herakles
  • 1 leeuw doden - ondoordringbare huid - kracht en slimheid
  • 2 hydra doden -  meerkoppig - kracht en slimheid
  • 3 hert van Artemis vangen - supersnel - kracht en snelheid
  • 4 everzwijn vangen - enorm beest  - kracht
  • 5 stallen van Augias schoonmaken -  tijdsduur in verhouding met enorme vervuiling - slimheid
  • 6 Stymphalische vogels doden - klauwen en bronzen veren - kracht en slimheid

Slide 10 - Tekstslide

Opdracht 44
  • beschrijving opdracht - gevaarlijk aspect - eigenschap Herakles
  • stier van Poseidon vangen - gevaarlijk - kracht
  • 8 merries van Diomedes ophalen - vleesetend - kracht
  • 9 gordel van Hippolyte ophalen - gevaarlijke strijdsters - kracht
  • 10 vee van Geryones ophalen - meerkoppige reus - kracht
  • 11 gouden granaatappels van de Hesperiden halen - verweg & nimfen -
  • slimheid
  • 12 Kerberos uit de onderwereld halen - driekopige hond - kracht

Slide 11 - Tekstslide

Opdracht 45
  • a ΤΖΙΜΕΝΤΟ
  • b cement
  • c Herakles
  • d Eigen verwerking: Herakles is supersterk en supergoed, deze cement ook!
  • e Eigen verwerking.

Slide 12 - Tekstslide

Opdracht 46
  • a Herakles groeit niet ergens anders op; Herakles wordt door een godin, Hera, dwars gezeten; hij heeft meerdere monsters waarmee hij moet vechten.
  • b Eigen verwerking.

Slide 13 - Tekstslide

Opdracht 46
  • Eigen verwerking. Bijvoorbeeld:
  • Eens met 1: Herakles is een groter held dan Iason omdat hij (bijna) alles op eigen kracht doeten Iason geholpen wordt door bv Medea.
  • Eens met 2: Herakles is weliswaar fysiek sterker dan Iason, maar Iason kiest er zelf voor omeen onmogelijke opdracht op zich te nemen, Herakles is verplicht om de opdrachten aan tenemen omdat hij een misdaad heeft begaan, dus zijn ze beiden held, maar op een ietsandere manier.

Slide 14 - Tekstslide

Hulpboek blz. 108
Ergon 18 en 19.


Slide 15 - Tekstslide

Aan het werk.
  • Leer Hulpboek blz. 156, 1 t/m 9.
  • Leer Hulpboek blz. 140 t/m 145.
  • Lees Taalbloek blz. 52-55.
  • Maak Hulpboek blz. 47-48, Opdracht 2, 3, 4, 5, 6, 7. 

Dit is ook huiswerk voor 20 januari?

Slide 16 - Tekstslide

Opdracht
  • Ieder krijgt (ongeveer) 2 zinnen toegewezen.
  • Benoem ieder woord in de zin.
  • Bij naamwoorden: geef naamval, geslacht, getal
  • Bij werkwoorden: geef modus, tijd, these, aspect, persoon.
  • Geef bij naamwoorden de (vermoedelijke) functie in de zin, of geef aan of dit een vaste aanvulling is (waarbij?)

Slide 17 - Tekstslide

Wat heb je vandaag geleerd?

Slide 18 - Open vraag

Wat is nog onduidelijk?
Waar wil je meer over weten?

Slide 19 - Open vraag