2.1 en 2.2 4 VWO

H2 Wereldbeeld
Paragraaf 2.1
(Theorie)
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

H2 Wereldbeeld
Paragraaf 2.1
(Theorie)

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen 2.1
- Je kunt aan de hand van economische indicatoren een indeling van welvaart in de wereld maken
- Je kunt uitleggen hoe indicatoren op nationale schaal de sociale en ruimtelijke verschillen op lagere ruimtelijke schaal kunnen verhullen
- Je kunt de geschiktheid van indicatoren om landen in te delen beoordelen.

Slide 2 - Tekstslide

Centrum - periferie

Slide 3 - Tekstslide

Waarom verschil arm en rijk?
  • Falende overheid (corruptie, vriendjespolitiek)
  • Koloniaal verleden - rijke landen heersten over de arme landen
  • Via constructies belastingen ontlopen - arme landen missen dan inkomsten
  • Bescherming eigen bedrijven/markt door rijke landen - arme landen verkopen dan niks - verdienen dus geen geld
  • Arme landen verkopen vooral grondstoffen = goedkoop
  • In arme landen vaak (gewapende) conflicten - legt een economie lam

Slide 4 - Tekstslide

Meten van welvaart
1. BBP per hoofd van de bevolking
BBP = de waarde van alle geproduceerde goederen en diensten in een land in een jaar.

BBP per hoofd van de bevolking = BBP : aantal inwoners van het land.  

Slide 5 - Tekstslide

Meten van welvaart
2. Samenstelling beroepsbevolking
De verdeling van de mensen over de drie sectoren: primair (landbouw), secundair (industrie) en tertiair (diensten).

  • hoe rijker een land, des te groter de dienstensector en des te kleiner de landbouwsector is.
  • hoe armer een land, des te groter de landbouwsector en des te kleiner de dienstensector is. 

Slide 6 - Tekstslide

3. VN-ontwikkelingsindex
  • Ook wel (3.) Human Development index (HDi). 
  • Meet het welzijn op: inkomen, alfabetiseringsgraad (of analfabetisme), levensverwachting. 
  • Ook wordt vaak gekeken naar toegang tot schoon drinkwater, onderwijs en gezondheidszorg, de voedselsituatie en beschikbaarheid telefoon/computer.

HDi is beter dan BNP per hoofd - het is een samengestelde index, dus het kijkt naar meerdere aspecten i.p.v. alleen het BNP per hoofd. 

Slide 7 - Tekstslide

Wat is het verband tussen welvaart en de verdeling van de beroepsbevolking?

Slide 8 - Tekstslide

Nadeel BBP als maatstaf 
  1. BBP wordt vaak uitgedrukt in dollars en koersen kunnen wisselen. 
  2. Informele sector wordt niet meegenomen;
  3. De koopkracht (hoeveel kun je van een dollar kopen?) verschilt per land;
  4. BBP is een gemiddelde: het zegt niet over de verschillen tussen mensen (sociale ongelijkheid);
  5. BBP laat ook geen regionale ongelijkheid zien; 
  6. BBP zegt niets over levensomstandigheden.
Informele sector
Deel van de beroepen die niet officieel staan geregistreerd. Mensen die hierin werken staan niet als werkende bekend, betalen geen belasting en dragen zo niet bij tot het Bruto Nationaal Product.
Regionale ongelijkheid
Onrechtmatige verschillen in welvaart tussen gebieden.

Slide 9 - Tekstslide

Regionale verschillen?
Wil je regionale verschillen beter zien, dan moet je 'inzoomen', dus veranderen van schaalniveau. Van mondiaal (wereld) naar continentaal, nationaal,regionaal of lokaal

Slide 10 - Tekstslide

Verband welvaart-beroepsbevolking?
Regel: hoe armer het land, hoe groter het aandeel van de primaire sector in de beroepsbevolking.

Slide 11 - Tekstslide

Controle van begrip
  1. Wat betekent BBP?
  2. Wat houdt het BBP in?
  3.  Welke nadelen kent het gebruik van het BBP om landen met elkaar te vergelijken?
  4. Welke  geografische dimensie is het BBP?
  5. Wat is betrouwbaarder: bruto binnenlands product of
    bruto regionaal product?

Slide 12 - Tekstslide

H2 Wereldbeeld
Paragraaf 2.2

Slide 13 - Tekstslide

Hoe is de verdeling van de beroepsbevolking in armere landen?
A
Meeste mensen werken in een fabriek
B
Meeste mensen werken in de agrarische sector
C
Meeste mensen werken in de diensten
D
Gelijk verdeeld tussen industrie, landbouw en diensten

Slide 14 - Quizvraag

Wat is in Nederland de grootste sector in de beroepsbevolking?
A
Primair
B
Secundair
C
Tertiair

Slide 15 - Quizvraag

Getal van 0 tot 1. Hoe beter het welzijn, des te hoger het getal (1). Verband tussen welzijn en welvaart?

Slide 16 - Tekstslide

2.2 Bevolkingsspreiding en cultuurgebieden

Slide 17 - Tekstslide

Leerdoelen 2.2
Je weet welke indicatoren je moet gebruiken om culturele kenmerken te meten.
Je weet hoe de bevolking op het mondiale schaalniveau globaal is verspreid.
Je weet dat cultuurelementen vanuit gebieden van oorsprong kunnen zijn verspreid (diffusie) door kolonialisme en door migratie.
Je begrijpt dat de patronen op de wereldkaart veranderen voor wat betreft bevolkingsspreiding en cultuurgebieden.
Je begrijpt dat de bevolkingsspreiding en bevolkingsdichtheid mede bepaald worden door natuurlijke omstandigheden.
Je kunt mondiale ruimtelijke spreidingspatronen verklaren op het gebied van bevolking en cultuur verklaren.

Slide 18 - Tekstslide

In welke gebieden is de bevolkingsdichtheid erg hoog?

Slide 19 - Open vraag

Wisselen van schaalniveau brengt inzicht in verschillen
Leg uit welke verschillen zichtbaar worden.

Slide 20 - Tekstslide

Hoge bevolkingsdichtheid
1. Natuurlijke reden - geschikt klimaat, vruchtbare bodem, beschikbaarheid van water, niet te veel reliëf.
2. Ligging - centraal gelegen, gunstige ligging voor handel enz.
3. Koloniale verleden - hierdoor hoge concentraties in kustgebieden in voormalige koloniën

Slide 21 - Tekstslide

Indeling op basis van?

Slide 22 - Tekstslide

Cultuurelementen
Materiële cultuurelementen
  • zichtbaar
  • kleding, voedsel, architectuur, kunst, inrichting van het landschap, sport
Immateriële cultuurelementen
  • niet zichtbaar
  • taal, godsdienst, gewoonten, gebruiken, opvattingen

Slide 23 - Tekstslide

Opdrachten maken
2.1 
2.2 - opdracht 1, 4 en 5 (belangrijkst)

Slide 24 - Tekstslide