2KM WT H4 Les 2

Welkom!

Zorg dat je de volgende spullen voor je hebt:

  • lesboek H4 woordenschat blz. 102
  • schrift
  • pen
  • leesboek
  • laptop (dichtlaten!)
We starten als de timer op 0:00 staat. 

timer
2:00
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom!

Zorg dat je de volgende spullen voor je hebt:

  • lesboek H4 woordenschat blz. 102
  • schrift
  • pen
  • leesboek
  • laptop (dichtlaten!)
We starten als de timer op 0:00 staat. 

timer
2:00

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
  • Lesdoelen
  • Mededelingen 
  • Lezen
  • Herhaling: achtervoegsels
  • Zelfstandig werken
  • Huiswerk
  • Evaluatie les

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Ik weet de betekenis van veelvoorkomende achtervoegsels.
  • Ik kan de betekenis van woorden vinden met behulp van achtervoegsels.
  • Ik weet de betekenis van alle woorden en uitdrukkingen uit deze paragraaf. 

Slide 3 - Tekstslide

Mededelingen
Wat moet ik weten?

Slide 4 - Tekstslide

Toets lezen H3 +4
Vrijdag 26 maart

Slide 5 - Tekstslide

Boeken mee!
  • We gaan weer iedere les lezen. Zorg dus dat je een boek bij je hebt!
  • Let erop dat dit een C-boek is. Heb je een boek waarvan je het niet zeker weet? Vraag het in de mediatheek. Heb je een B-boek, maar een hele goede reden waarom je dit boek aan het lezen bent? Bespreek het met de docent!
  • Zorg dat je het boek 'Naar de Top' hebt ingeleverd!

Slide 6 - Tekstslide

Lezen in stilte
timer
10:00

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Uitdrukkingen
De gulden middenweg
De oplossing kiezen die voor iedereen het beste is.

Het rechte pad opgaan
Ervoor zorgen dat iemand geen verkeerde dingen doet.

Slide 9 - Tekstslide

Achtervoegsels
Sommige woorden bestaan uit een woord en een voorvoegsel. Er zijn ook woorden met een achtervoegsel. Als je de betekenis van een deel van het woord weet, kun je de betekenis van een woord met een achtervoegsel soms wel bedenken.

Deze laarzen zijn heel goed bruik baar als het glad is.

Slide 10 - Tekstslide

Achtervoegsels
Achtervoegsels die veel voorkomen, zijn:
-lijk, -heid, -teit, -baar, -atie, -aard, -aar, -isch, -ing, -ig.

Slide 11 - Tekstslide

Achtervoegsels
Soms geven achtervoegsels woorden een andere betekenis:


-loos: waardeloos = zonder waarde
-vol: smaakvol = met veel smaak
-lijks: wekelijks = elke week

Slide 12 - Tekstslide

Zelfstandig werken - in stilte

1. Schrijf de aantekeningen in je schrift. 

2. Maak opdracht 4 t/m 7 in LessonUp/je schrift (opdracht 6 maak je in je schrift!).

De theorie lees je op bladzijde 102 of op de vorige slides.

De antwoorden lever je in via LessonUp. 

3. Lees je boek of werk in Numo.






timer
1:00

Slide 13 - Tekstslide

Opdracht 4 blz. 104

Geef bij de volgende opdrachten antwoord op de vragen.  

Veel succes!

Slide 14 - Tekstslide

4.1 Maak met het woord een zin waaruit de betekenis blijkt. De zin moet minstens zeven woorden hebben. Je mag de vorm van het woord veranderen.

tegelijk

Slide 15 - Open vraag

4.2 Maak met het woord een zin waaruit de betekenis blijkt. De zin moet minstens zeven woorden hebben. Je mag de vorm van het woord veranderen.

exemplaren

Slide 16 - Open vraag

4.3 Maak met het woord een zin waaruit de betekenis blijkt. De zin moet minstens zeven woorden hebben. Je mag de vorm van het woord veranderen.

onderdeel

Slide 17 - Open vraag

4.4 Maak met het woord een zin waaruit de betekenis blijkt. De zin moet minstens zeven woorden hebben. Je mag de vorm van het woord veranderen.

bijzondere

Slide 18 - Open vraag

4.5 Maak met het woord een zin waaruit de betekenis blijkt. De zin moet minstens zeven woorden hebben. Je mag de vorm van het woord veranderen.

genieten

Slide 19 - Open vraag

4.6 Maak met het woord een zin waaruit de betekenis blijkt. De zin moet minstens zeven woorden hebben. Je mag de vorm van het woord veranderen.

verbindt

Slide 20 - Open vraag

Opdracht 5 blz. 104
Geef bij de volgende opdrachten antwoord op de vragen.  

Veel succes!

Slide 21 - Tekstslide

5. Mooi is het tegenovergestelde van lelijk, maar niet altijd. Wat betekent deze zin? Je mag de betekenis opzoeken.

1. Het is weer mooi geweest!

Slide 22 - Open vraag

5. Mooi is het tegenovergestelde van lelijk, maar niet altijd. Wat betekent mooi in deze zin? Je mag de betekenis opzoeken.

2. Daar zijn we mooi afgekomen.

Slide 23 - Open vraag

5. Mooi is het tegenovergestelde van lelijk, maar niet altijd. Wat betekent mooi in deze zin? Je mag de betekenis opzoeken.

3. Hij verdient een mooi salaris.

Slide 24 - Open vraag

5. Mooi is het tegenovergestelde van lelijk, maar niet altijd. Wat betekent deze zin? Je mag de betekenis opzoeken.

4. Wie mooi wil zijn, moet pijn lijden.

Slide 25 - Open vraag

5. Mooi is het tegenovergestelde van lelijk, maar niet altijd. Wat betekent deze zin? Je mag de betekenis opzoeken.

5. Mooie jongen ben jij!

Slide 26 - Open vraag

5. Mooi is het tegenovergestelde van lelijk, maar niet altijd. Wat betekent deze zin? Je mag de betekenis opzoeken.

6. Daar ben je mooi klaar mee.

Slide 27 - Open vraag

Opdracht 7 blz. 105
Geef bij de volgende opdrachten antwoord op de vragen.  

Veel succes!

Slide 28 - Tekstslide

7.1 Wat hoort niet in het rijtje als je let op de betekenis?

absoluut - identiek - zeker weten

Slide 29 - Open vraag

7.2 Wat hoort niet in het rijtje als je let op de betekenis?

aanbevolen - aangeprezen - prijzig

Slide 30 - Open vraag

7.3 Wat hoort niet in het rijtje als je let op de betekenis?

elegante - gunstige - positieve

Slide 31 - Open vraag

7.4 Wat hoort niet in het rijtje als je let op de betekenis?

gebruiken - erkennen - toepassen

Slide 32 - Open vraag

7.5 Wat hoort niet in het rijtje als je let op de betekenis?

bekend - ideaal - populair

Slide 33 - Open vraag

7.6 Wat hoort niet in het rijtje als je let op de betekenis?

her- - mis- - wan-

Slide 34 - Open vraag

LET OP! Opdracht 6 op blz. 105
Maak opdracht 6 in je schrift. Teken het schema over en vul in! Dit is een erg belangrijk schema. 
Zorg dat je er nog iets aan kunt verbeteren (gebruik bijvoorbeeld potlood).

Slide 35 - Tekstslide

Wat heb je deze les geleerd?

Slide 36 - Woordweb

Wat ging deze les goed?

Slide 37 - Open vraag

Heb je de les goed kunnen volgen?
A
Ja, het ging heel goed.
B
Ja, het ging wel.
C
Niet zo goed.
D
Het ging echt niet goed.

Slide 38 - Quizvraag

Welke vragen en/of tips heb je voor je docent?

Slide 39 - Open vraag

Klaar? Super!
  • Ga lezen in je leesboek of doorwerken in Numo! 
  • Je mag ook opdracht 9 maken met iemand anders die klaar is. Houd afstand!

Slide 40 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Ik weet de betekenis van veelvoorkomende achtervoegsels.
  • Ik kan de betekenis van woorden vinden met behulp van achtervoegsels.
  • Ik weet de betekenis van alle woorden en uitdrukkingen uit deze paragraaf. 

Slide 41 - Tekstslide

Huiswerk
Woensdag 10 maart
Leren:

Theorie blz. 102
Maken:
Aantekeningen
Je hebt opdracht 4, 5 en 7 via LessonUp gemaakt en opdracht 6 in je schrift.

Slide 42 - Tekstslide

Evaluatie
  • Wat heb je geleerd deze les?
  • Wat ging er goed?
  • Wat kan beter?

Slide 43 - Tekstslide