In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 80 min
Onderdelen in deze les
Welkom H2a!
Deze spullen heb ik nodig:
werkboek
schrift
iPad
etui
Slide 1 - Tekstslide
Wat gaan we doen?
Lily lezen (15 min)
Uitleg theorie Meer dan Lezen §3 (10 min)
Samen oefenen > zelf afmaken (20 min)
Toets bespreken (15 min)
Luisteren naar de zelfgeschreven verhalen (5 min)
Lesafsluiting (5 min)
timer
10:00
Slide 2 - Tekstslide
Leerdoelen lezen §3
Ik weet wat signaalwoorden zijn.
Ik weet wat het begrip 'tekstverband' betekent.
Ik kan een doel-middelverband, oorzakelijk, redengevend, samenvattend en vergelijkend verband herkennen in een tekst.
Slide 3 - Tekstslide
Doel-middelverband
Een doel-middelverband geeft aan welk middel wordt gebruikt om een bepaald doel te behalen
Om erachter te komen wie mijn snoep gestolen heeft, moet ik een camera ophangen.
Signaalwoorden: om....te, door middel van, zodat
Slide 4 - Tekstslide
Oorzakelijk verband
Laat zien waardoor iets gebeurt. Je hebt hier zelf geen/weinig invloed op.
Dankzij de regen, hoefden we niet buiten te gymen.
Signaalwoorden: daardoor, dankzij, doordat, als gevolg van
Slide 5 - Tekstslide
Redengevend verband
Geeft aan WAAROM iemand iets doet of vindt.
Ik begin liever later op school dan dat ik eerder uit ben, want dan kan ik langer in bed blijven liggen.
Signaalwoorden: want, daarom, omdat, dankzij
Slide 6 - Tekstslide
Samenvattend verband
De schrijver geeft een verkorte weergave van de tekst.
Het bestuur wil strenge maatregelen nemen tegen de speler. De spelersraad vindt dit overdreven en de leider van het team denkt dat een waarschuwing voldoende is. Samengevat is het nog onduidelijk hoe dit gaat aflopen.
Signaalwoorden: samengevat, kortom, met andere woorden
Slide 7 - Tekstslide
Vergelijkend verband
Dit laat een overeenkomst of verschil tussen twee zaken zien.
Vergeleken met vorig jaar zijn de temperaturen in de Alpen nu een stuk hoger.
Signaalwoorden: In vergelijking met, net zoals...., meer/groter/beter dan
Slide 8 - Tekstslide
Samenvattend verband
A
Je kunt in de spits haast niet meer opschieten in de Randstad. Zo kost het je vaak twee uur om van Den Haag naar Rotterdam te reizen, een afstand die je normaal in twintig minuten aflegt.
B
Als het morgen mooi weer is, gaan we naar het strand.
C
De recensent van Kidsweek vindt dit een prachtig boek, maar in de Jeugdboekengids lees ik een heel negatieve bespreking. Kortom, de meningen zijn nogal verdeeld.
D
Om de beste voetballer ooit te worden, moet ik erg veel trainen.
Slide 9 - Quizvraag
Doel-middelverband
A
We hebben eerst een taart gebakken en daarna buiten gespeeld.
B
Om er voor te zorgen dat iedereen er bij kan zijn, houden we het feest op zaterdag.
C
Gisteren was ik heel erg moe, daarom heb ik tot 12:00 uur uitgeslapen.
D
Deze kerstvakantie ben ik naar Duitsland geweest. We hebben veel gegeten en gewandeld. Kortom, het was de beste kerstvakantie ooit!
Slide 10 - Quizvraag
Vergelijkend verband
A
Ik wil net als mijn vader later piloot worden!
B
Morgen ben ik jarig en ga ik zwemmen. Daarna gaan we patat eten.
C
Ik heb geen zin in het weekend, want ik moet huiswerk maken.
Slide 11 - Quizvraag
Samen oefenen > zelf afmaken
Samen een tekst oefenen
We maken samen opdracht 3 van lezen §3 (blz. 18).
Ik doe voor: jij leest mee.
Maak de tekst nu zelf af.
timer
5:00
Slide 12 - Tekstslide
Wat gaan we doen?
Lily lezen (15 min)
Uitleg theorie Meer dan Lezen §3 (10 min)
Samen oefenen > zelf afmaken (20 min)
Toets bespreken (15 min)
Luisteren naar de zelfgeschreven verhalen (5 min)
Lesafsluiting (5 min)
Slide 13 - Tekstslide
Toets bespreken
Je krijgt je toets
We bespreken klassikaal vraag 7, 8 en 9
Kijk zelf of je nog vragen hebt + tel de punten na
Geen vragen? Maak opdracht 3 van lezen §3 af (blz. 18)
Slide 14 - Tekstslide
Opdracht 7
Schilders- en pakezels
Schildersezel
Pakezel
Slide 15 - Tekstslide
Opdracht 8
eet patroon = eetpatroon
vegetarische- en plantaardige alternatieve = - weg
inpact = impact (leenwoord)
blijkt eet = blijkt, eet (twee persoonsvormen)
gewoontendier = gewoontedier
dineé = diner (leenwoord)
thuis en hobbykoks = thuis- en hobbykoks
water besparing = waterbesparing
Slide 16 - Tekstslide
Opdracht 9
Drie jarige | driejarige
Er waren drie jarige peuters bij dansles, dus mijn driejarige nichtje kreeg een traktatie.
Drie jarige = drie jarige mensen
Driejarige = iemand van drie jaar oud
Slide 17 - Tekstslide
Wat gaan we doen?
Lily lezen (15 min)
Uitleg theorie Meer dan Lezen §3 (10 min)
Samen oefenen > zelf afmaken (20 min)
Toets bespreken (15 min)
Luisteren naar de zelfgeschreven verhalen (5 min)
Lesafsluiting (5 min)
Slide 18 - Tekstslide
Zelfgeschreven verhalen
Ik draai het rad. Verschijnt jouw naam, dan lees je jouw verhaaltje voor.
Slide 19 - Tekstslide
Lesafsluiting
Wat is een signaalwoord?
Wat is een tekstverband?
Kun je een voorbeeld geven?
Volgende les: Verder met Meer dan Lezen §3 > tekstverbanden