Nederlands 2H P1 Fictie & Poëzie 1

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t, havo
• Leerjaar 2

Nederlands 2H

Periode 1

Fictie & Poëzie

Deel 1

Startactiviteit

Pak je  schrift, je boek en etui en leg ze op tafel.

Pak je leesboek en ga stil lezen.

Mijn gevoel bij
dit fragment

Lesdoelen

Ik kan met anderen praten over wat ik gelezen, gezien en gehoord heb. 

Ik kan uitleggen hoe een personage zich voelt

Ik kan voorbeelden uit de tekst gebruiken om mijn reactie (mijn mening) uit te leggen.

Ik kan een personage beschrijven

Ik kan uitleggen wat voor type lezer ik ben

Ik kan een verhaal schrijven

De Scoti, Picta, Skandiërs, De Jager, Gorlog

De hinderlaag

Het schemerduister

Opduiken uit iets

Sputteren

De afgod

De attribuut

Iets of iemand aanroepen

De gestalte

De gedempte stem

Een kik geven

De bevestiging

Overstuur zijn

Afstemmen

Althans

Sceptisch

1. fictie
2. non-fictie

1. fictie
2. non-fictie

1. Fictie
2. Non-fictie

1. fictie
2. non-fictie

1. fictie
2. non-fictie

1. Fictie
2. Non-fictie

1. fictie
2. non fictie

fictie of non-fictie?

1. fictie
2. non-fictie

Opdracht

Luister en lees mee (KGT blz 10-11)

Was dit fictie of non-fictie?

1. Fictie
2. Non-fictie

Was dit realistisch of niet-realistisch?

1. Realistisch
2. Niet-realistisch

Wat kom je te weten over Fréderique, de hoofdpersoon?

1. Wat zij denkt
2. Wat zij zegt
3. Wat zij doet
4. Wat zij voelt

Wat weet je van Fréderique?
(de ik-figuur)

Welke vragen komen in je op na het laatste stukje? Wat wil je nu graag weten?

Opdracht

Schrijf binnen 5 minuten een korte samenvatting van dit fragment. Wat gebeurt er nu precies?

Ik vraag 2 personen om hun samenvatting voor te lezen.

Opdracht

Luister en lees mee (TH blz 10-12)

Opdracht 

Schrijf in 3 minuten alles op wat je te weten komt over de hoofdpersoon.

Hierna wissel je uit met je groepje (3 min.)

Ik vraag 3 personen om voor te lezen wat zij hebben.

Aan het werk

Maak opdracht 1 t/m 5

De eerste 5 minuten werk je in stilte. Daarna mag je fluisterend overleggen of je hand opsteken om een vraag te stellen.

Klaar? Hoe zou de tekst over Leo aflopen? Schrijf of teken het einde.

of

Teken een van de personages.

Schrijf kort op wat je geleerd hebt

Wat vond je leuk aan de les?

Waar wil je meer over weten?

Huiswerk

Maak opdracht 1 t/m 5 af.