Nederlands 1H P1 Fictie & Poëzie 1

Nederlands 1H
Periode 1
Fictie & Poëzie
Deel 1
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Nederlands 1H
Periode 1
Fictie & Poëzie
Deel 1

Slide 1 - Tekstslide

Startactiviteit

Pak je  multomap, je boek en etui en leg ze op tafel.

Pak je leesboek en ga stil lezen.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Mijn gevoel bij
dit fragment

Slide 4 - Woordweb

Lesdoelen
Ik kan met anderen praten over wat ik gelezen, gezien en gehoord heb. 
Ik kan het verschil uitleggen tussen fictie en non-fictie
Ik kan het verschil uitleggen tussen realistisch en non-realistisch.
Ik kan voorbeelden noemen van fictie, non-fictie, realistische teksten en non-realistische teksten.
Ik kan bepalen of een personage of gebeurtenis realistisch is. (H)

Slide 5 - Tekstslide

Lees jij graag?
A
Ja
B
Nee
C
Soms

Slide 6 - Quizvraag

Noteer de titel en de schrijver van het boek dat je als laatste gelezen hebt.

Slide 7 - Open vraag

De Scoti, Picta, Skandiërs, De Jager, Gorlog
De hinderlaag
Het schemerduister
Opduiken uit iets
Sputteren
De afgod
De attribuut
Iets of iemand aanroepen
De gestalte
De gedempte stem
Een kik geven
De bevestiging
Overstuur zijn
Afstemmen
Althans
Sceptisch

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Opdracht
Bespreek met je klasgenoot het fragment.
Vertel wat je gevoel is bij het fragment.
Vertel wat je mening is over het fragment (gebruik beoordelingswoorden).
Geef een argument bij je mening.
Ik vraag 3 personen om klassikaal hun mening te geven.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide


A
fictie
B
non-fictie

Slide 12 - Quizvraag


A
fictie
B
non-fictie

Slide 13 - Quizvraag


A
Fictie
B
Non-fictie

Slide 14 - Quizvraag


A
fictie
B
non-fictie

Slide 15 - Quizvraag


A
fictie
B
non-fictie

Slide 16 - Quizvraag


A
Fictie
B
Non-fictie

Slide 17 - Quizvraag


A
fictie
B
non fictie

Slide 18 - Quizvraag


fictie of non-fictie?
A
fictie
B
non-fictie

Slide 19 - Quizvraag

Slide 20 - Tekstslide

Opdracht
Je krijgt een kaartje.
Schrijf een kort verhaaltje (± 5 regels).
Op het kaartje staat of je verhaaltje realistisch of 
niet-realistisch moet zijn.

Stefan woont met zijn broertje en ouders in een leuke straat in de stad. Op een morgen wordt hij wakker en ziet hij een verhuiswagen in de straat staan. De nieuwe buren zijn er.

Slide 21 - Tekstslide

Opdracht
Lees je verhaaltje voor aan je buurvrouw/buurman.
Is het realistisch of niet-realistisch?
Waaraan zie je dat?
Bespreek het samen.

Ik vraag aan 3 leerlingen om het verhaaltje van hun buurman/buurvrouw voor te lezen en te vertellen of het realistisch/ niet-realistisch is en waarom.

Slide 22 - Tekstslide

Aan het werk
Maak opdracht 2 t/m 5
De eerste 5 minuten werk je in stilte. Daarna mag je fluisterend overleggen of je hand opsteken om een vraag te stellen.
Klaar? Lees tekst 3 (blz 13-14)

Slide 23 - Tekstslide

Schrijf kort op wat je geleerd hebt

Slide 24 - Open vraag

Wat vond je leuk aan de les?

Slide 25 - Open vraag

Waar wil je meer over weten?

Slide 26 - Open vraag

Huiswerk
Maak opdracht 2 t/m 5 af.
Zoek thuis een voorbeeld van realistische fictie, niet-realistische fictie en non-fictie. 
Neem deze voorbeelden mee naar school

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Video