KERN 40 - Dialogen in een verhaal
Manier 1. Directe rede - Schrijf gesprek letterlijk op, gebruik ""
De docent zei:"Doe je telefoon weg en ga fatsoenlijk zitten."
"
Manier 2. Indirecte rede - Je schrijft niet letterlijk op, geen ""
De docent zei dat Sara haar telefoon weg moest doen en moest gaan zitten.
Manier 3. Parafraseren - In eigen woorden samenvatten
Sarah moest van de docent haar telefoon wegdoen en fatsoenlijk gaan zitten.