Herhaalles 2

timer
5:00
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 11 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

timer
5:00

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen vandaag?
Extra Uitleg paragraaf 1.3
Extra uitleg paragraaf 1.4
Zelfstandig werken
Nakijken 
Aflsuiten

Slide 2 - Tekstslide

Consumentenorganisaties
Consumentenorganisaties zijn er om consumenten te steunen.
Ze geven betrouwbare informatie over producten.
Ze geven uitleg over de rechten die je hebt.
Een belangrijke consumentenorganisatie is de Consumentenbond. https://www.consumentenbond.nl/  https://www.youtube.com/watch?v=iGdSMO4wXyk

Slide 3 - Tekstslide

Wat staat er in de wet?
Als consument heb je recht op een deugdelijk product. Dat betekent dat het product bij normaal gebruik een redelijke tijd meegaat.
Als dit niet het geval is, dan moet de winkelier het repareren of omruilen voor een goed exemplaar. Als dat niet kan, krijg je je geld terug

Slide 4 - Tekstslide

Soorten inkomens
Er zijn drie soorten inkomens.
  1. Loon of salaris ontvang je als je voor een baas werkt.
  2. Winst is je inkomen als je een eigen bedrijf hebt
  3. Een uitkering ontvang je van de overheid. Bijvoorbeeld als je werkloos of arbeidsongeschikt bent. Ouders van kinderen onder de achttien krijgen kinderbijslag.

Slide 5 - Tekstslide

Omrekenen van week naar maand
1 jaar = 12 maanden = 52 weken.
  • Weekbedrag × 52 = jaarbedrag.
  • Jaarbedrag ÷ 12 = maandbedrag.
  • Dat kan ook in één keer:
  • Weekbedrag × 52 ÷ 12 = maandbedrag
  • Voorbeeld
  • Je krijgt € 7,50 per week. Hoeveel is dat per maand?
  • € 7,50 × 52 ÷ 12 = € 32,50

Slide 6 - Tekstslide

Omrekenen van maand naar week
Maandbedrag × 12 ÷ 52 = weekbedrag
1 jaar = 12 maanden = 52 weken.
Voorbeeld
Je abonnement kost € 32,50 per maand. Hoeveel is dat per week?
€ 32,50 × 12 ÷ 52 = € 7,50

Slide 7 - Tekstslide

Soorten uitgaven
Er zijn drie soorten uitgaven:
  1. Vaste lasten:Uitgaven die je met een vaste regelmaat moet betalen, zoals huur, abonnement, contributie.
  2. Huishoudelijke uitgaven of dagelijkse uitgaven : Uitgaven voor het huishouden, voor persoonlijke verzorging, cadeautjes en uitgaan. 
  3. Incidentele uitgaven: Meestal grote uitgaven die je af en toe doet, zoals aanschaf van kleding, apparaten of vakantie.

Slide 8 - Tekstslide

Reservering berekenen
Reservering per maand = benodigd bedrag ÷ aantal maanden

Voorbeeld
Over 7 maanden is het kerstvakantie. Dan wil je schaatsen kopen van € 350 Hoeveel moet je per maand reserveren?
€ 350 : 7= € 50

Slide 9 - Tekstslide

vragen 
?

Slide 10 - Tekstslide

Aan de slag!
Wat? Maak op blz. 16-23 de opgaven: 33, 34, 35, 38, 40, 44, 49, 50-53 en 55
Hoe? Voor jezelf
Vraag? Steek je vinger op
Klaar? Maak de opgaven op blz. 29-35
Resultaat? Gezamenlijk nakijken

Slide 11 - Tekstslide