Waarom zorgt specialisatie voor een verhoogde arbeidsproductiviteit?
1 / 21
volgende
Slide 1: Open vraag
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4
In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Waarom zorgt specialisatie voor een verhoogde arbeidsproductiviteit?
Slide 1 - Open vraag
Leerdoel
Je kunt rekenen met comparatief voordeel en uitleggen hoe scholing en specialisatie het comparatieve voordeel kunnen veranderen.
Slide 2 - Tekstslide
Absoluut productievoordeel
Als je sneller (goedkoper) bent dan je concurrent, heb je absoluut productievoordeel. Het lijkt dus logisch je te specialiseren in iets waar je het best in bent en dan vervolgens met anderen te ruilen (die weer ergens anders het beste in zijn).
Slide 3 - Tekstslide
Absoluut voordeel landen
Situatie 1: Autarkie
Arurië
Bostonië
Graan
5
5
Vlees
12
15
Slide 4 - Tekstslide
Comparatief voordeel
Marcel heeft bij koken een comparatief voordeel ten opzichte van de kinderen verzorgen.
Slide 5 - Tekstslide
Comparatief productievoordeel
Specialisatie vergroot de productie en arbeidsproductiviteit ook als er geen absoluut productievoordeel, maar relatief of comparatief productievoordeel is.
Slide 6 - Tekstslide
Voorbeeld
Roos en Bart hebben een klein ‘bedrijfje’ in het wassen van auto’s en fietsen. Hoeveel tijd ze voor elke activiteit nodig hebben, staat hieronder.
Slide 7 - Tekstslide
Stel dat ze beiden 3 auto’s en 6 fietsen wassen.
Benodigde tijd:
Slide 8 - Tekstslide
Stel dat ze beiden 3 auto’s en 6 fietsen wassen.
Benodigde tijd:
Slide 9 - Tekstslide
Vervolgens gaan ze aan arbeidsdeling doen.
Wie doet wat?
Roos is in beide sneller, maar in auto’s is ze 50 / 40 = 1,25 keer zo snel en in fietsen is ze 30 / 15 = 2 keer zo snel.
Ze is dus relatief het snelste in fietsen.
Slide 10 - Tekstslide
Nu wordt de benodigde tijd:
Dezelfde productie kan dus door arbeidsdeling sneller worden gedaan. De gemiddelde arbeidsproductiviteit is dus gestegen.
Slide 11 - Tekstslide
Opofferingskosten
Slide 12 - Tekstslide
Je kunt ook via de ruilverhoudingen bepalen wie zich waarin moet specialiseren:
Roos ‘offert’ per auto ............................................. fiets op, terwijl Bart ‘maar’ ............................................ fiets opoffert.
Slide 13 - Tekstslide
Je kunt ook via de ruilverhoudingen bepalen wie zich waarin moet specialiseren:
Roos ‘offert’ per auto 2,67 fiets op (40 / 15), terwijl Bart ‘maar’ (50 / 30) 1,67 fiets opoffert.
Slide 14 - Tekstslide
De ene persoon kan een taak sneller of goedkoper uitvoeren dan een andere persoon. Een voordeel in het aantal benodigde uren per taak of een financieel voordeel in het maken van een product.
A
comparatief voordeel
B
absoluut voordeel
C
resoluut voordeel
Slide 15 - Quizvraag
In welke taak heeft Jo een comparatief voordeel?
was
koken
Miep
1,5
2
Jo
2
3
A
was, want 2>3
B
koken, want 3>2
C
was, want 2/ 1,5= +33%
D
koken, want 3/2= +50%
Slide 16 - Quizvraag
Welke beweringen zijn juist?
A
Frits heeft geen absoluut voordeel
B
Frits heeft een comparatief voordeel bij koken, want daar heeft hij minder tijd voor nodig dan voor het verzorgen van de kinderen.
C
Frits heeft een comparatief voordeel bij koken, want daar heeft hij relatief minder extra tijd voor nodig in vergelijking met Marie dan voor het verzorgen van de kinderen.
D
Als Marie kookt en maximaal 8 uur per week voor de kinderen wil zorgen, moet Frits 4 uur voor de kinderen zorgen.
Slide 17 - Quizvraag
A
Japan op voedsel en NL op computers
B
Japan op computers en NL op voedsel
C
Er is geen comparatief voordeel
D
Nederland heeft geen voordeel
Slide 18 - Quizvraag
Leerdoel
Je kunt rekenen met comparatief voordeel en uitleggen hoe scholing en specialisatie het comparatieve voordeel kunnen veranderen.