§ 2.4 Comparatief voordeel

§ 2.4 Comparatief voordeel
Wie moet zich waarin specialiseren?

Kernwoorden:
- absoluut productievoordeel
- comparatief productievoordeel
- opofferingskosten


1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 14 slides, met tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

§ 2.4 Comparatief voordeel
Wie moet zich waarin specialiseren?

Kernwoorden:
- absoluut productievoordeel
- comparatief productievoordeel
- opofferingskosten


Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Absoluut productievoordeel
Als je sneller (goedkoper) bent dan je concurrent, heb je absoluut productievoordeel. Het lijkt dus logisch je te specialiseren in iets waar je het best in bent en dan vervolgens met anderen te ruilen (die weer ergens anders het beste in zijn).


Slide 3 - Tekstslide

Comparatief productievoordeel
Specialisatie vergroot de productie en arbeidsproductiviteit ook als er geen absoluut productievoordeel, maar relatief of comparatief productievoordeel is.

Slide 4 - Tekstslide

Voorbeeld
Roos en Bart hebben een klein ‘bedrijfje’ in het wassen van auto’s en fietsen.
Hoeveel tijd ze voor elke activiteit nodig hebben, staat hieronder. 

Slide 5 - Tekstslide

Stel dat ze beiden 3 auto’s en 6 fietsen wassen.
Benodigde tijd:





Slide 6 - Tekstslide

Stel dat ze beiden 3 auto’s en 6 fietsen wassen.
Benodigde tijd:







Slide 7 - Tekstslide

Vervolgens gaan ze aan arbeidsdeling doen.

Wie doet wat?

Roos is in beide sneller, maar in auto’s is ze ........................
keer zo snel en in fietsen is ze ............................ keer zo snel. 

Ze is dus relatief het snelste in ................................ wassen.

Slide 8 - Tekstslide

Vervolgens gaan ze aan arbeidsdeling doen.
Wie doet wat?

Roos is in beide sneller, maar in auto’s is ze 50 / 40 = 1,25 keer zo snel en in fietsen is ze 30 / 15 = 2 keer zo snel. 

Ze is dus relatief het snelste in fietsen.

Slide 9 - Tekstslide

Nu wordt de benodigde tijd:




Dezelfde productie kan dus door arbeidsdeling sneller worden gedaan. 
De gemiddelde arbeidsproductiviteit is dus ..............................

Slide 10 - Tekstslide

Nu wordt de benodigde tijd:




Dezelfde productie kan dus door arbeidsdeling sneller worden gedaan. De gemiddelde arbeidsproductiviteit is dus gestegen.

Slide 11 - Tekstslide

Je kunt ook via de ruilverhoudingen bepalen wie zich waarin moet specialiseren:



Roos ‘offert’ per auto ............................................. fiets op, terwijl Bart ‘maar’ ............................................ fiets opoffert.
 

Slide 12 - Tekstslide

Je kunt ook via de ruilverhoudingen bepalen wie zich waarin moet specialiseren:



Roos ‘offert’ per auto 2,67 fiets op (40 / 15), terwijl Bart ‘maar’ (50 / 30) 1,67 fiets opoffert.
 

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video