Instructie 3.3 Landbouw in Nederland

1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 4

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

akkerbouw
tuinbouw
veehouderij

Slide 14 - Sleepvraag

3 soorten agrarische bedrijven
welke producten maken ze?
Door de bio-industrie (intensieve veehouderij) is de voedselproductie in Nederland verhoogd.

A
juist
B
onjuist

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een gemengd bedrijf
A
houdt dieren op grote schaal
B
werkt op biologische wijze
C
doet aan zowel akkerbouw als veeteelt

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarin verschilt de biologische landbouw van de gangbare landbouw?
A
De biologische landbouw is ouderwets.
B
De biologische landbouw is gericht op natuur- en landschapsbehoud.
C
In de biologische landbouw worden geen chemische middelen gebruikt.
D
In de biologische landbouw worden antibiotica en bestrijdingsmiddelen gebruikt

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk gewas hoort niet bij de tuinbouw?
A
Aardappels
B
Sla
C
Aardbeien
D
Tulpen

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

wat zijn nadelen van tuinbouw?
A
in de zomer is er voldoende licht en warmte om de planten te laten groeien
B
er is veel elektriciteit nodig voor voldoende licht en warmte in de kassen
C
ziekteverwekkers kunnen zich moeilijk verspreiden
D
voedingsgewassen kunnen het hele jaar worden verbouwd

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarvan zie je
hiernaast een voorbeeld?
A
Akkerbouw
B
Biologische tuinbouw
C
Glastuinbouw
D
Tuinbouw

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een akkerbedrijf met een monocultuur teelt meerdere gewassen op een kleine oppervlakte
A
Waar
B
Niet Waar

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk kenmerk past niet bij biologische landbouw?
A
Ze gebruiken mest van dieren
B
Ze gebruiken geen chemische gewasbeschermingsmiddelen
C
Dieren hebben meer ruimte in de stallen
D
Ze gebruiken vaak antibiotica om hun dieren te beschermen tegen ziekten

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

resistentie treed op wannneer
A
gewas gevoelig is voor schadelijke insecten
B
schadelijk insect ongevoelig is voor het bestrijdingsmiddel
C
populatie schad insecten ongevoelig voor bestrijdingsmiddel
D
populatie schad insecten gevoelig voor bestrijdingsmiddel

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

accumulatie kan alleen optreden bij een persistent gif of bestrijdingsmiddel
A
waar
B
niet waar

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Gebruikt de biologische landbouw chemische gewasbeschermingsmiddelen?
A
ja
B
nee

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies