Stijl - Nederlands

Nederlands (wat weet je nog?)
Stijl
Me/mijn
Hun/hen/zij



1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Nederlands (wat weet je nog?)
Stijl
Me/mijn
Hun/hen/zij



Slide 1 - Tekstslide

Gebruik van 'me/mijn'
'Mijn' is een bezittelijk voornaamwoord en schrijf je dus VOOR een zelfstandig naamwoord. 'Mijn fiets' 'Mijn vakantie' 'Mijn moeder'. 
Dus NIET:
'Me fiets' 'Me vakantie' en 'Me moeder' 

Slide 2 - Tekstslide

Vul in:
Wil je aan me/mijn moeder vragen of wij op jou/jouw hond mogen passen?
A
mijn - jouw
B
me - jouw
C
mijn - jou
D
me - jou

Slide 3 - Quizvraag

Jouw/jou
Voor jouw/jou geldt hetzelfde als voor mijn/mij. 'Jouw' geeft een bezit aan (een bezittelijk voornaamwoord). Eigenlijk dezelfde functie dus als 'mijn'. 
Mijn tas: Jouw tas
Mijn vakantie: Jouw vakantie
Jou geeft geen bezit aan en is een 'persoonlijk voornaamwoord'. 

Slide 4 - Tekstslide

Gebruik van hun/zij
Bij het onderwerp van een zin gebruik je altijd 'zij'

Dus niet: Hun waren wel beter, maar toch hebben wij gewonnen. 
Maar: Zij waren beter, maar toch hebben wij gewonnen. 

Slide 5 - Tekstslide

Deze auto is van hen/ hun.
A
Hen
B
Hun

Slide 6 - Quizvraag

Hun/zij moeder is altijd gezellig.
A
Hun
B
Zij

Slide 7 - Quizvraag

Ik heb het hun/ hen nog zo gezegd!
A
Hun
B
Hen

Slide 8 - Quizvraag

Wanneer gebruik je 'hen'?
Als het een lijdend voorwerp is:
Ik heb hen achtergelaten. 
Na een voorzetsel:
Ik heb dat cadeau aan hen gegeven.

Slide 9 - Tekstslide

Wanneer gebruik je 'hun'?
1. Als het een bezittelijk voornaamwoord is. 
Dat is hun cadeau.
2. Als het een meewerkend voorwerp is (zonder voorzetsel):
Ik heb het hun gegeven. 
Let op: Ik heb het aan hen gegeven. 

Slide 10 - Tekstslide

Het allerbelangrijkste:
Hun gaan naar school.  

Zij gaan naar school. 

Ik weet niet of hun dat wel begrijpen. 

Ik weet niet of zij dat wel begrijpen.

Slide 11 - Tekstslide